Table of Contents Table of Contents
Previous Page  205 / 242 Next Page
Show Menu
Previous Page 205 / 242 Next Page
Page Background

205

SAMENVATTING

De vraag naar anesthesiologische begeleiding voor diagnostische en therapeutische

procedures buiten de operatiekamer (OK) stijgt voortdurend.

Een veelheid van medisch specialisten, bijv. mdl-artsen, interventie-cardiologen en

-radiologen, gynaecologen, tandartsen en zelfs psychiaters vragen om een veilige en

efficiënte anesthesie ondersteuning voor meer en meer complexe procedures.

Ook patiënten zijn hedendaags mondiger en niet langer bereid om pijnlijke of stressvolle

situaties zonder een adequate vorm van analgesie en sedatie te ondergaan.

Procedures buiten de OK zijn vaak riskanter dan op OK. De benodigde vorm van anesthesie

varieert van analgesie gecombineerdmet milde tot matige of diepe sedatie of zelf algemene

anesthesie met alle hierbij horende bijwerkingen zoals respiratoire of hemodynamische

depressie. Patiënten hebben vaker meer comorbiditeit. Bovendien komt erbij dat locaties

buiten de OK waar de verschillende procedures plaatsvinden, bijv. hartkatheterisatie kamers,

endoscopie ruimtes, etc. niet de anesthesie standaard - zoals op OK gebruikelijk - kunnen

bieden.

Criteria om de nodige vorm van analgo-sedatie voor een specifieke procedure te kunnen

inschatten zijn de procedure, de patiënt, de locatie en de anesthesie provider zelf. Het is

belangrijk om invasiviteit, complexiteit en de duur van de procedure, het aantal en de ernst

van mogelijke complicaties en het niveau van analgesie of sedatie te beoordelen.

Het doel van dit proefschrift was het om de haalbaarheid en veiligheid van analgo-sedatie

voor procedures buiten de operatiekamer (OK) te analyseren. Tevens werd er gekeken na

de tevredenheid over de gegeven sedatie van zowel de patiënt als de verrichters van de

interventies die onder sedatie plaatsvonden.

Het eerste deel is gericht op het beoordelen van de geschiktheid van interventies om deze

buiten de OK onder analgo-sedatie te laten plaats vinden.

De transfemorale implantatie van een aortaklep (TAVI) - besproken in de

hoofdstukken 2

en 3

- is een voorbeeld voor zo een interventie.

Het is een complexe procedure die ​om specifieke technische vaardigheden van de

uitvoerende cardioloog vraagt gecombineerd met een niet bewegende patiënt. Meestal

vereist deze combinatie algehele anesthesie of diepe sedatie.

Echter, door middel van risico stratificatie van de individuele patiënt voor de procedure, de

groeiende ervaring van de cardiologen, continue verbetering van de devices, en het feit

dat transoesofageale echografie controle en hiermee verbonden een geïntubeerde patiënt

niet langer noodzakelijk is, is een TAVI een kortdurende en pijnloze procedure geworden

die niet noodzakelijk om algehele anesthesie of diepe sedatie vraagt.