Hanna de Jong-Markus

Samenvatting 189 onderwijs, democratie en/of burgerschapsvorming als opvoedingsdoel aangewezen. In Nederland zijn scholen sinds 2006 wettelijk verplicht om ‘actief burgerschap en sociale cohesie‘ te bevorderen, waarbij ook het bevorderen van tolerantie naar voren komt. Ongeveer 5% van alle basisscholen in Nederland zijn orthodox-christelijke basisscholen. Deze basisscholen hebben een monoreligieus karakter; wat betekent dat het orthodoxprotestantisme dominant is in de sociaal-culturele context van de school, dat de absolute waarheid en waarde van de (orthodox-)christelijke of protestantse traditie het normatieve uitgangspunt vormt, en dat het overdragen van de religieuze traditie het opvoedingsdoel is. Religieuze tolerantie als opvoedingsdoel kan in deze scholen leiden tot ideologische en pedagogisch-didactische spanningen vanwege de sterke nadruk die er in de school ligt op de eigen overtuigingen en de eigen gemeenschap. Met betrekking tot mogelijke pedagogisch-didactische spanningen is gekeken naar het begrip tolerantie en hoe dit als opvoedingsdoel in orthodox-christelijke basisscholen wordt opgevat. Het algemene gebrek aan consensus over de betekenis van tolerantie betreft vooral de vraag hoe groot de mate van afwijzing en hoe groot de mate van acceptatie zoudenmoeten zijn. In de literatuur worden echter drie belangrijke kenmerken van tolerantie vaak genoemd. Deze kenmerken blijken relevant te zijn voor hoe leraren op orthodox-christelijke basisscholen met dit begrip zouden kunnen omgaan. Allereerst is tolerantie geen natuurlijke neiging, maar komt het voort uit zelfbeheersing en is het gebaseerd op een bewuste, weloverwogen en vrijwillige keuze. Ten tweede is tolerantie geen absolute waarde, maar wordt deze waarde gekwalificeerd door andere waarden of principes, zoals autonomie of democratie. Ten derde hangen zowel de interpretatie van het concept als de beslissing om al dan niet te tolereren, af van de specifieke situatie op dat moment en van specifieke normatieve redenen waarom iemand dat zou doen. Dit laatste maakt tolerantie tot een waarde die een brede consensus heeft in de samenleving en in de gedeelde publieke of liberaal-democratische moraal, maar waarbij verschillende groepen verschillende redenen daarvoor hebben in hun eigen primaire morele taal. Alle drie de genoemde kenmerken laten zien dat tolerantie geen gegeven is, maar dat iemand steeds in een bepaalde mate moet reflecteren op waarom hij of zij beslist om in een gegeven situatie tolerant te zijn. Hoewel diversiteit in de klas vaak wordt genoemd als een manier om kinderen te leren samenleven met anderen die cultureel en religieus anders zijn, vormen de kenmerken van orthodox-religieuze basisscholen – met onder andere een grotere homogeniteit in de klas – in beginsel geen belemmering voor adequaat burgerschapsonderwijs in liberaaldemocratische samenlevingen. Socialisatie in een specifieke opvatting van ‘het goede’ kan

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw