Gelezen, geleefd, gedeeld

31 Als ik zeg wat ik weet ben ik al verloren – Als ik weet wat ik zeg zwijg ik zijn lof. Buskes vertelt dat hij de dag voordat Marja stierf, bij zijn bed zat. Marja had nog belijdenis willen doen bij een vriend van zijn vader, ds. Pieter Baan Müller uit Heerde. Hij had nog een preek willen houden. Maar dat zou er niet meer van komen. Hij las Buskes het gedicht Deïsme voor van Gerrit Achterberg. Marja en Achterberg hadden iets met elkaar en Marja was het die Achterberg het beeld van Christus als ‘de koopman in oudroest’ aan de hand deed. Het oorspronkelijke beeld van Christus als ‘het Lam’ vond hij te traditioneel. In die tijd had hij ook enkele contacten met vrije evangelische dominees zo- als ds. Piet van Staveren uit Oude Bildtzijl, die in 1963 voor zijn verjaardag een gedicht van Marja kreeg – getypt op een briefkaart. Het zou in Maatstaf verschijnen. De laatste regels luiden: En toch en toch nu ik gestorven leef en niet van angst maar van verrukking beef als ik besef het komen van zijn orde het kan niet anders – wat ik kreeg ik geef het weer op mijn beurt door hoe schots en scheef: geloof dat hij als u en ik kan worden. Deze kleine bloemlezing van een dwarse dichter van vrije evangelische huize is voor jou, Gé. Dank voor de vele goede momenten in de kapel. Je was een heel betrokken, inspirerende en fijne collega! En laten deze woorden van Marja je blijven vergezellen: er is zoveel rust in reserve we weten we zijn eraan toe. A. Marja, Van de wieg tot het graf, 1963

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0