Gelezen, geleefd, gedeeld

30 hij ook weer aansluiting bij het geloof van zijn ouders, al zal hij nooit meer kunnen geloven zoals zijn vader deed. In het interview komt ook de laatste bundel van Marja ter sprake: Van de wieg tot het graf . Buskes vertelt hoe hij geraakt is door Marja’s zoektocht naar Jezus en hij citeert het gedicht Gewoon : Soms als wij spreken en elkaar verstaan komt daar dat kleine joodje Jezus aan, – honnêteté of existentialisme – hij is gewoon naar Golgotha gegaan. Dat gedicht komt niet voor in Van de wieg tot het graf , maar tekent wel een wending in het leven van Marja. Buskes vindt het typerend voor die laatste bundel, dat Marja een tekst van Karl Marx over de ‘Sozialistische Ordnung’ en een citaat uit een boek met stichtelijke meditaties van zijn grootvader als inleiding op zijn gedichten meegeeft. Het fragment van zijn grootvader komt uit de overdenking Een Lofpsalm en is geschreven bij Psalm 100. Arend Mooij schrijft: “Velen willen gaarne hunne ziel in den hemel hebben, óf om niet in de hel te komen óf omdat het leven hier zoo moede maakt, óf omdat het lichaam als een oud huis begint ineen te zakken, óf omdat ze niet wat hogers kennen. Maar als de mensch eens recht kon zeggen waar hij op is aangelegd en wat hij wel begeert, dan zal het niet zijn dat zijn ziel mag zwe- ven door de hemelpoort, maar dat hij naar lichaam en ziel en geest verlost, geheiligd en verheerlijkt, evengoed mag toeven op aarde als in den hemel, en plaatshebben in het middenpunt, dat is: het Jeruzalem dat nederdaalt.” Volgens Buskes heeft Marja door deze verbinding van hemel én aarde het geloof van zijn voorouders weer teruggevonden. In Van de wieg tot het graf schreef Marja ook zelf een ‘meditatie’, die hij de titel Psalm meegaf. Zijn eigen zoektocht resoneert daarin. Hij moet niets hebben van een god die ‘bestaat’ of ‘regeert’ met onbewogen, ijzeren al- macht. En dat god zorgt ‘is een wens’, schrijft Marja, dat hij kiest ‘is een beeld’. Maar dan nemen de woorden een bijzondere vlucht: dat hij mens wordt is een gebed dat wij altijd weer kunnen bidden –

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0