Hanna de Jong-Markus

182 Hoofdstuk 1 Inleiding Het startpunt van dit onderzoek ligt bij de toegenomen diversiteit in Nederland en andere westerse landen. Daarover worden in het publieke en politieke domein regelmatig zorgen geuit omdat men een groeiende polarisatie en een gebrek aan sociale cohesie ervaart. De school wordt vervolgens vaak gezien als een van de belangrijkste omgevingen voor het leren omgaan met de verschillen in de samenleving en voor het bevorderen van sociale cohesie, zoals onder andere blijkt uit de nadruk die op burgerschapsonderwijs wordt gelegd. Sinds 1 augustus 2021 is in Nederland de wettelijke opdracht voor burgerschapsonderwijs verder aangescherpt zodat deze minder vrijblijvend is. In deze opdracht worden de zogenaamde ‘basiswaarden van de democratische rechtsstaat’ benadrukt. Deze basiswaarden maken het mogelijk dat mensen ondanks verschillende normen en waarden in vrede met elkaar kunnen (leren) samenleven. De basiswaarden zijn: vrijheid van meningsuiting, gelijkwaardigheid, begrip voor anderen, tolerantie (verdraagzaamheid), afwijzen van intolerantie (onverdraagzaamheid), afwijzen van discriminatie, autonomie en verantwoordelijkheidsbesef. Het is opvallend dat zowel het bevorderen van tolerantie als het afwijzen van intolerantie in dit rijtje worden genoemd. Deze nadruk op tolerantie is ook elders zichtbaar, want wederzijdse tolerantie tussen verschillende groepen wordt in het algemeen gezien als een voorwaarde voor sociale cohesie in de samenleving. Tolerantie is echter ook een essentially contested concept en wordt heel verschillend geïnterpreteerd. Als het gaat om burgerschapsonderwijs op scholen met een religieuze grondslag, wordt vaak de vraag gesteld of deze scholen, die hun eigen religieuze overtuigingen en eigen gemeenschap benadrukken, hun leerlingen wel kunnen voorbereiden op het leven in een diverse samenleving. In Nederland wordt daarbij dan met name op orthodox-christelijke (reformatorische) en islamitische scholen gewezen die min of meer monoreligieus onderwijs voorstaan. In dit onderzoek wordt gefocust op orthodox-christelijke basisscholen, ongeveer 5% van alle basisscholen in Nederland. Vanuit een religieus en pedagogisch perspectief worden vragen over het vormgeven van burgerschapsonderwijs ook in deze scholen zelf regelmatig gesteld. En er leven soms aarzelingen in deze scholen bij de invulling van burgerschapsonderwijs zoals de wetgever die omschrijft, omdat men daarbij een botsing met de eigen morele waarden of een te grote openheid naar andere religies of levensbeschouwingen ervaart. Het academische debat over deze thema’s gaat vooral over openbaar onderwijs versus interreligieus of multireligieus onderwijs. Er is daarom weinig bekend over hoe juist

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw