Nanke Dokter

Hoofdstuk 1 Schoolse taalvaardigheid Wat kenmerkt het schooltaalregister, welke rol speelt schooltaal bij rekenen/ wiskunde, wanneer tijdens de rekeninstructie kan schooltaalontwikkeling het beste worden gestimuleerd, hoe kunnen leraren schooltaalontwikkeling bij leerlingen stimuleren, tot welke onderzoeksvragen leidt dit? 1.1 Kenmerken van schoolse taalvaardigheid Veel onderzoek naar schoolse taalvaardigheid wordt gedaan vanuit een functionele benadering van taal. Een van de grondleggers van deze benadering is Halliday (1994) met zijn systemic functional linguistics . Halliday gaat ervan uit dat de situatie waarin een spreker zich bevindt, bepalend is voor het soort taal dat hij gebruikt: per situatie selecteert de spreker de, volgens hem, meest geschikte taal om een bepaald commu- nicatief doel te bereiken. De context is bepalend voor de taalkeuzes die de spreker maakt. Henrichs (2010, p. 11) schrijft: ‘We might state that it is not primarily the language in itself that is either informal or academic, but rather the situation.’ Andersom is de taal ook bepalend bij het scheppen van de context; met taal creëren mensen betekenis in de situaties waarin ze handelen (Elbers, 2012; Henrichs, 2010). Door specifieke taalkeuzes te maken komt de spreker tot het bij die situatie best passende taalregister. Deze talige keuzes zijn volgens Halliday (1994) gebaseerd op drie dimensies: field (het onderwerp van het discours), tenor (de interpersoonlijke relaties binnen het discours) en mode (de opbouw van het discours). In de schoolse situatie is de functie van taal erop gericht om cognitief complexe inhouden over te brengen in een gedecontextualiseerde situatie en schooltaal is daarvoor het meest passende taalregister (Schleppegrell, 2004). Inhoudelijk ( field ) kenmerkt schooltaal zich door een gevarieerde woordenschat met infrequente woorden, gebruik van informatierijke uitingen, expliciete verwijzingen naar tijd en plaats en een hoge mate van abstractie. Communicatief ( tenor ) kenmerkt schooltaal zich door haar gerichtheid op het overbrengen van informatie op een formele, objectieve manier. Vormelijk ( mode ) kenmerkt schooltaal zich door het ge- bruik van complexe, samengestelde zinnen en door het gebruik van taalmiddelen waar- mee samenhang wordt aangebracht (zoals verwijswoorden en verbindingswoorden). Henrichs (2010) noemt deze drie dimensies de theoretische variabelen en de meer lexicaal-grammaticale kenmerken van schooltaal de linguïstische variabelen. De linguïstische variabelen zijn afzonderlijk herkenbaar en beter observeerbaar dan de theoretische variabelen. In het onderzoek van Aarts et al. (2011) worden de kenmerken 1

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0