Nanke Dokter

12 Stimuleren van schoolse taalvaardigheid bij rekenen explicieter geformuleerd, zodat er een bruikbaar codeerschema kon worden ont- wikkeld. In de onderzoeken uit het DASH-project (Aarts et al., 2011; Demir-Vegter et al., 2014; Henrichs, 2010; Lagzhaoui, 2011; Scheele et al., 2012) worden zeven linguïs- tische variabelen onderscheiden op vier taalniveaus: lexicaal, morfosyntactisch, tekstueel en socio-pragmatisch (zie Tabel 1.1). Tabel 1.1 Schooltaalkenmerken volgens het DASH-project Taalniveau Linguïstische variabelen Lexicaal 1 Diverse en infrequente woorden Morfosyntactisch 2 Informatiedichtheid 3 Expliciete referentie naar plaats en tijd 4 Gebruik van samengestelde zinnen Tekstueel 5 Abstractieniveau 6 Verbindende elementen tussen uitingen Socio-pragmatisch 7 Communicatieve stijl die taal ontlokt Op lexicaal niveau wordt schooltaal gekenmerkt door gebruik van een hoge diversiteit aan woorden en veel infrequente woorden om zo specifiek mogelijk de informatie te kunnen benoemen. De linguïstische variabelen die genoemd worden op morfosyn- tactisch niveau zijn: een hoge lexicale dichtheid door veel inhoudswoorden per uiting te gebruiken, lexicale nominalisaties (zoals bijvoorbeeld ‘het bouwen van de toren’) en gebruik van uitgebreide naamwoordelijke zinsdelen (zoals ‘de heel erg tevreden onder- zoeker’). Ook expliciete referenties naar tijd en plaats en het gebruik van samenge- stelde zinnen door bijvoorbeeld gebruik te maken van voegwoorden zijn kenmerken van schooltaal op morfosyntactisch niveau. Op tekstueel niveau worden het abstrac- tieniveau en de verbindende elementen tussen verschillende uitingen als kenmerkend genoemd. Om het communicatieve aspect van schooltaal te kunnen coderen wordt op socio-pragmatisch niveau de communicatieve stijl die taal ontlokt, bijvoorbeeld door de vragen die gesteld worden of door de manier waarop feedback wordt gegeven, als kenmerk beschreven. Het schooltaalconcept zoals uitgewerkt in de DASH-onderzoeken kan worden uit- gebreid door toevoeging van schooltaalkenmerken die door Uccelli et al. (2015) in het Core Academic Language Skills (CALS) concept worden onderscheiden. De schooltaal- kenmerken uit dit CALS-concept overlappen gedeeltelijk met de kenmerken zoals deze uit de DASH-onderzoeken naar voren komen, maar zijn ook aanvullend. De zes kern- vaardigheden die leerlingen nodig hebben om kundige schooltaalgebruikers te worden zijn volgens Uccelli et al. (2015): de vaardigheid in het analyseren van morfologisch complexe woorden, het begrijpen van complexe zinnen, het verbinden van ideeën in een tekst ofwel de vaardigheid in het begrijpen van op school relevante voegwoorden of andere verbindende elementen, de vaardigheid in het structureren van (argumen- tatieve) schriftelijke en mondelinge teksten, de vaardigheid in het analyseren van conceptuele verwijzingen om concepten in een tekst te kunnen herkennen, en de vaar-

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0