Anna Brouwer

9 Nederlandse Samenvatting vooralsnog geen rol voor het ERG. Wel kan het ERG gebruikt worden om maskerade syndromen, zoals retinale dystrofieën, die op uveïtis kunnen lijken, te excluderen. ERG afwijkingen in uveïtis hebben te maken met de ernst van de inflammatie. In Hoofdstuk 2 beschrijven we het ERG van een uveïtis cohort van 200 patiënten. In deze groep zagen we dat gemiddeld vrijwel alle ERG parameters slechter waren bij uveïtis patiënten dan bij gezonde controles. Bij uveïtis ogen waren de amplitudes lager, en de latentietijden verlengd, van zowel de a-golf en de b-golf in zowel het kegel, staaf en kegel-staaf ERG. De ERG afwijking die het meeste voorkwam was de vertraagde kegel b-golf. Deze afwijking zagen we in 43% van alle onderzochte uveïtis ogen en even vaak bij de verschillende anatomische lokalisaties van uveïtis. Dus ook bij anterieure uveïtis, waarbij de primaire plek van de inflammatie zich in een ander compartiment van het oog bevindt dan de retina. Uit eenmultivariabel model bleek dat de vertraagde kegel b-golf is geassocieerd met de ernst van de ontsteking ten tijde van het ERG (vitritis (p = .005), cellen in de voorste oogkamer (p = .007)), maar ook met een hevigere ontsteking in het verleden (hogere fluoresceïne angiogram score (p = .011)). Ook zagen we een relatie met leeftijd (p < .001) en de grootte van de pupil (p < .001). Ondanks de associatie met de ernst van de ontsteking, zagen we ook bij een deel van de patiënten waarbij de inflammatie inactief was afwijkingen op het ERG. Dat kan duiden op permanente schade. De duur van de uveïtis had geen invloed op het ERG. Patiënten met een korte uveïtis duur, hadden vaker een actieve ontsteking ten tijde van het ERG, terwijl patiënten met een lange uveïtis duur vaker een hoge FAG score in het verleden hadden. ERG afwijkingen in uveïtis blijven vaak bestaan. Bij een deel van patiënten uit het cohort van hoofdstuk 2 is na 1 jaar een tweede ERG gemaakt. Dit waren de patiënten met een uveïtis duur van < 1 jaar. In Hoofdstuk 3 beschrijven we dat bij deze groep patiënten de ERG afwijkingen meestal na een jaar nog bleven bestaan. Bij een deel van de patiënten kon de vertraagde b-golf verbeteren, maar helaas ook verslechteren. Een verbetering was geassocieerd met het rustiger worden van de ontsteking. Dit kwam vaker voor bij patiënten met een panuveïtis waarbij de ontsteking inde voorsteoogkamer rustigwas geworden (p= .030).Of dit gecorreleerdwas aan het rustiger worden van het achtersegment, konden wij niet uit deze studie concluderen. Ogen waarbij het ERG verslechterde, hadden vaak een actieve ontsteking ten tijde van het 2 e ERG (p = .035) 177

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0