Gelezen, geleefd, gedeeld

40 jullie, de kerk en het geld, jullie hebt ons de liefde van moeder aarde ont- stolen. Een stiefmoeder hebt jullie d’rvan gemaakt, versta je? Stiefmoeder aarde! Dat is ze voor ons, die niks hebben van al wat er groeit en bloeit dan de honger... (404). Zoals bekend, was De Vries jarenlang een gelovige communist. Het is in Stiefmoeder Aarde duidelijk waar zijn sympathie lag, nadat hij het geloof dat hij bij de Doopsgezinden had leren kennen vaarwel gezegd had. Toch heeft die breuk hem er niet van weerhouden, de Doopsgezinden in de Wouden met onmiskenbare genegenheid te karakteriseren. De ‘christelijke arbeiders’ in de Beetsterpolder worden dubbelzinniger beschreven, maar niet onverdeeld negatief: “ze werkten stipt, en ’s zondags bevolkten ze de kleine kerken, ze zongen en baden, en probeerden na afloop van de dienst de anderen te bekeren” (332). De aanhangers van Abraham Kuyper worden met meer re- serve getypeerd. De Vries zag in hen de verdrukte hongerlijders, pachtertjes, verarmde renteniertjes, verachte arbeidertjes in de achterlanden, die zagen, dat de wereld verdorven was, en die naar verandering snakten zonder dat ze wilden scheiden van Gods Woord met zijn troost en heilbeloften. ... ook dit alles deed de honger, de zorg om het vege lijf, die het bestaan en de gedachten ondermijnt, en de mens terug- jaagt naar de oerangst, zijn eerste hoop sinds de geboorte van de wereld: de hunkering naar een gerechtig god, een hiernamaals, een verlossing na de ongelijke strijd op aarde. (360-361) Cynisch is zijn oordeel over de gereformeerde boeren van de dorpen waarin ik later als predikant begonnen ben: ze “waren machtige vrouwenliefheb- bers, ze baden veel en lang en twistten onderling scherp over de leer, maar ze verwekten ook kind na kind, bij hun vrouwen en dienstboden” (425). Hij overdreef wellicht, maar geheel uit de lucht gegrepen is deze passage niet, zoveel heb ik er wel van herkend, decennia later. Schrijnend vind ik zijn beschrijving van een zoekend-vrome doopsgezinde jongen van eenvoudige komaf, een Wiarda, die in Groningen theologie gaat studeren, bij Vindicat wreed wordt ontgroend en zich laat meetronen naar de hoeren. Ingewijd in de destijds moderne theologie, schreef hij na zijn kandidaatsexamen: “Heb ik gevonden wat ik zocht, of heb ik meer verloren dan gewonnen?” (527). Het derde deel loopt tot 1912, wanneer de Balkanbond tegen Turkije in het nieuws is. Maar in plaats van daarop in te gaan een paar woorden over de

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0