Gelezen, geleefd, gedeeld

22 het meer woont die er net zo aan toe is als hij: het ideale vriendje zogezegd. Daarom stapt hij in zijn bootje en vaart hij naar de overkant: hij gaat op zoek naar die lotgenoot. Heel subtiel komt hier de wederkerigheid van vriendschap naar voren. Kleine Bever huilt omdat hij zelf geen vriendje heeft, maar het is zijn ontdekking dat iemand anders een vriendje nodig heeft die hem op weg doet gaan. Zo vertelt hij het ook aan de eend, de otter en de schildpad, die hij onderweg naar de overkant achtereenvolgens tegenkomt: ‘Ik ben op zoek naar iemand die vriendje wil.’ En op zijn vraag ‘Moest jij soms zo huilen?’ antwoorden ze alle drie: ‘Ik heb niet gehuild. Maar een vriendje wil ik wel.’ (Dit is eigenlijk mooier gezegd dan in het oorspronkelijke Engels: ‘I do need a friend. But it wasn’t me who was crying.’) De omkering gaat nog verder, want Kleine Bever antwoordt daarop: ‘Dan zal ik je vriendje zijn.’ Hij lijkt niet eens helemaal te begrijpen wat hij zegt. Want als hij zelf vriendje is van iemand, heeft hij die iemand natuurlijk ook als vriendje. En zo zoekt hij verder. Als de boot met inmiddels Kleine Bever, de eend, de otter en de schildpad eindelijk aan de overkant aankomt ontmoeten ze daar de Wijze Oude Bever, een soort incarnatie van de goeroe, de sjamaan, van Socrates of Jezus. Hij begrijpt wat er moet zijn gebeurd, en vertelt het Kleine Bever: ‘Het was de Echo.’ Hij weet wel dat Kleine Bever geen idee heeft wie of wat de Echo is. En inderdaad: ‘Waar woont hij?’ vraagt Kleine Bever. Dit zou het uitgelezen moment kunnen zijn voor een natuurkundeles over geluid als trilling van de lucht, over de snelheid van het geluid en over de weerkaatsende eigenschap- pen van bepaalde materialen. Niet aldus de Wijze Oude Bever: ‘Waar je ook bent, de Echo is altijd aan de overkant van het meer.’ Toch wil Kleine Bever nog steeds naar hem toe, want hij wil zijn vriendje zijn – weer die wederke- righeid! Want: ‘Hij heeft geen vriendjes, net als ik .’ Als het een Griekse tragedie was, zou dit de catharsis zijn: ‘En ik dan?’ vragen eend, otter en schildpad. Pas dan beseft Kleine Bever wat er onder- weg allemaal is gebeurd: hij heeft al vriendjes gekregen. ‘Hoera!’ roepen de vriendjes ten slotte, en roept dan ook de Echo, vanaf de overkant van het meer. Als deze bijdrage een overdenking of zelfs een preek was, zou er nu een peroratio kunnen volgen, met algemene wijze lessen. Vooruit dan maar…

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0