Géraud Dautzenberg

Chapter 8 198 cohort bestaande uit alle verwezen patiënten naar de Ouderenpsychiatrie (hoofdstuk 3) en 2. een cohort van patiënten die verdacht werden van cognitieve stoornissen in de Ouderenpsychiatrie (hoofdstuk 4). Voor beide studies gold dat de gemiddelde totale MoCA-score significant verschilde tussen alle drie de groepen, te weten milde dementie versus MCI versus controle patiënten bestaande uit respectievelijk verwezen of verdachte patiënten. De optimale afkappunten waren voor beide studies als volgt: dementie <21 en MCI <26. Om klinisch onderscheid te kunnen maken voor de individuele patiënt schiet de MoCA echter te kort, omdat de spreiding te groot is. Het is bekend dat sommige psychiatrische beelden (forse) cognitieve klachten kunnen geven, maar dat dit niet bij iedereen hoeft te gebeuren. Verschillende onderliggende oorzaken van MCI (MCI op basis van neurodegeneratief proces of psychiatrie) blijken niet van elkaar te onderscheiden door de totaalscore van de MoCA. Voor de klinische praktijk betekent dit dat een MoCA onder de afkapwaarde ook goed bij patiënten kan passen met een psychiatrische stoornis. In hoofdstuk 4 worden verdere handvatten gegeven voor de klinische praktijk. Sectie C de MoCA in de praktijk bij de Ouderenpsychiatrie Een voorgesteld afkappunt brengt naast voordelen ook onzekerheden met zich mee: gemiste diagnoses (zogenaamde fout-negatieven) en onterecht gestelde diagnoses (zogenaamde fout- positieven). Vandaar dat veel clinici in het dagelijks gebruik van de MoCA een onzekerheidsmarge gebruiken. Er ontstaat zogezegd een grijs gebied rondom het geadviseerde afkappunt. In hoofdstuk 5 hebbenwe dit intuïtieve gebruik vandeMoCA vertaald naar een studie met het gebruik van één, dan wel twee afkappunten. Daarnaast hebben we de verschillende selectiemogelijkheden voor een neuropsychologisch onderzoek (NPO) met elkaar vergeleken; op basis van alleen een klinische blik (na intake), op basis van enkel een MoCA score (stand-alone) of beide gecombineerd (add-on). De MoCA met twee afkappunten (<21 en ≥26) bleek het meest efficiënt en accuraat voor een NPO verwijzing. Bij een score onder de 21 bleek vervolgonderzoek zeer wenselijk, bij een score ≥26 bleek geen vervolg onderzoek nodig en met een MoCA score hiertussen in, kon een beleid van actief vervolgen worden geadviseerd, middels diezelfde MoCA Het gebruik van de MoCA als ‘add-on’ met twee afkappunten, gaf een reductie van 65% fout positieven verwijzingen voor een NPO ten opzichte van alleen de klinische blik. Deze klinische implicatie is, naar onze mening, zeer groot. Niet alleen vanwege de kosten, maar ook vanwege onnodige belasting van de afname van een NPO voor zowel de patiënt als de door wachtlijsten sterk onder druk staande zorg. Het grotere thema van de casus in hoofdstuk 6 tenslotte, is om niet blind een uitslag te vertrouwen. Dit geldt niet alleen voor een MoCA-score, zoals in voorgaande hoofdstukken

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw