Hylke Salverda

185 11 Nederlandse samenvatting lasertherapie nodig hadden voor prematurenretinopathie (1 kind vs. 10; risk ratio 0,1 (95%-CI 0 – 0,7); p=0,008), en kinderen hadden een kortere opnameduur op de NICU (28 [15-42] vs. 40 [25-61] dagen; mediaan verschil 13.5 dagen (95%-CI 8,5 – 19,5); p<0,001). Prematuren in de OxyGenie groep lagen minder dagen aan de respiratoire ondersteuningsmodus ‘continuous positive airway pressure’ (8,4 [4,819,8] dagen vs. 16,7 [6,3-31,1]; p<0,001) en een significant aantal dagen minder aan de invasieve beademing (0 [0-4,2] dagen vs. 2,1 [0-8,4]; p=0,012). Geen van de andere morbiditeiten toonde significante verschillen. In deze retrospectieve studie was het OxyGenie tijdperk geassocieerd met minder morbiditeit wanneer vergeleken met het CLiO2 tijdperk. Er waren significant minder kinderen die behandeling nodig hadden voor prematurenretinopathie, ze kregen minder invasieve respiratoire ondersteuning en, hoewel er meer dagen zuurstof gegeven werd, was de duur van opname in de NICU korter. Een grotere studie is nodig om deze bevinden te repliceren. Ten slotte concludeert dit proefschrift met het bespreken van de resultaten van onze studies. Automatische zuurstof titratie is aan het opkomen en verbetert titratie van zuurstof met het voorkomen van hypoxie, hyperoxie en werkdruk. Dit proefschrift geeft het eerste bewijs dat de keuze van welke AZT-controller gebruikt wordt beïnvloed hoe succesvol zuurstoftitratie zal zijn. De OxyGenie controller was effectiever dan de CLiO2­ controller, zowel in een gerandomiseerde cross-over studie als tijdens een gehele opname met standaard zorg. Uiteindelijk laten onze resultaten zien dat de OxyGenie controller een betere keuze is dan de CLiO2 controller voor zuurstof titratie. Het effect op klinische uitkomsten van deze apparaten is nog niet duidelijk. OxyGenie was geassocieerd met een betere klinische uitkomst dan CLiO2, maar vanwege het retrospectieve karakter van de uitgevoerde studies kunnen we geen causaliteit afleiden. Desalniettemin wijst alle data in dit proefschrift in dezelfde richting. In de toekomst zal onderzoek over dit onderwerp zich richten op een directe vergelijking van alle beademingsapparaten met AZT-controller, bij voorkeur onder de exact zelfde omstandigheden. Dit kan bereikt worden door alle beschikbare algoritmes te testen met een gecomputeriseerd model van een prematuur. Dit zal ons in staat stellen om clinici te informeren over wat ze kunnen verwachten wanneer ze een bepaald combinatie van algoritme/beademingsapparaat gebruiken. Meteen volgend op mijn promotietraject ben ik dit project begonnen aan de University of Tasmania in Australië onder supervisie van professor Peter Dargaville met een team van clinici en ingenieurs. Verder zou AZT ons kunnen helpen te verhelderen wat het minst schadelijke SpO2 doelgebied is. Eerdere studies zijn er niet volledig in geslaagd

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw