199 Samenvatting Voor deze studie hebben we de gegevens uit het Nederlandse perinatale register Perined van 2010 tot en met 2013, met daarin alle eenlinggeboorten vanaf 37 weken zwangerschap geanalyseerd. We hebben de volgende medische ingrepen onderzocht: inleiding van de bevalling, bijstimulatie, pijnbestrijding, vaginale kunstverlossing, keizersnede en betrokkenheid van een kinderarts na de geboorte. We vergeleken de twaalf provincies van Nederland en hebben daarbij rekening gehouden met maternale kenmerken zoals leeftijd, pariteit, etniciteit, sociaaleconomische status en mate van verstedelijking. We vonden de grootste verschillen in medische ingrepen bij het type pijnbestrijding en bij de betrokkenheid van een kinderarts binnen 24 uur na de geboorte, gevolgd door bijstimulatie na een spontane start van de bevalling. Er was minder variatie in het inleiden van de bevalling en geplande keizersnedes, en de minste variatie zagen we in het aantal instrumentele vaginale bevallingen en keizersnedes tijdens de bevalling. In regio’s waar meer medische ingrepen tijdens de bevalling werden uitgevoerd, gebeurde dit zowel bij vrouwen die aan het begin van de bevalling bij de eigen verloskundige (in de eerste lijn) of in het ziekenhuis (in de tweede lijn) onder zorg waren. Een hoger of lager percentage medische ingrepen leidde niet tot verschillen in ongunstige uitkomsten voor moeder en kind. Op basis van deze studie kunnen we concluderen dat het belangrijk is regionale verschillen in medische ingrepen tijdens de bevalling kritisch te evalueren. Grote verschillen kunnen een aanwijzing zijn voor onnodige ingrepen, mogelijk deels veroorzaakt door onvoldoende opvolgen van nationale richtlijnen. Toekomstig onderzoek zou zich moeten richten op variaties in wetenschappelijk onderbouwde ingrepen en indicaties voor het gebruik van medische ingrepen tijdens de bevalling. Hoofdstuk 3 In dit hoofdstuk beschrijven we de landelijke retrospectieve cohortstudie waarmee we variaties hebben onderzocht in verloskundig medische ingrepen die worden gebruikt in zowel verloskundige (eerstelijns) als obstetrische (tweedelijns) zorg. Er is gekeken naar ingrepen zoals episiotomie, toediening van oxytocine, verschil in verwijzingspercentages en de plaats van bevalling. We analyseerden de verschillen in medische ingrepen tussen de twaalf Nederlandse provincies met behulp van de gegevens uit het Nederlandse dataregister Perined. De gegevens van 614.730 eenlinggeboorten na 37 weken zwangerschap (2010–2013) werden gebruikt voor analyse. Voor maternale kenmerken is gecorrigeerd met multivariabele logistische regressie. We vonden grote verschillen voor het percentage verwijzingen tijdens de bevalling. Bij vrouwen die voor het eerst bevielen varieerde dit tussen 55 en 68% en bij vrouwen die al eerder waren bevallen tussen 20 en 32%. In de regio’s waar vaker werd overgedragen tijdens de bevalling was er ook 10
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw