248 Appendix Het tweede deel van deze thesis is gewijd aan de de-implementatie van zorgpraktijken met weinig of geen bewijs over de effectiviteit van de handeling, zogenaamde Beter Laten handelingen. De systematische review en meta-analyse in hoofdstuk 6 had als doel effectieve de-implementatiestrategieën te onderzoeken in alle zorgorganisaties waar verpleegkundigen werkzaam zijn. De geïncludeerde studies behandelden uiteenlopende onderwerpen zoals het gebruik van fixatie en onnodige blaaskatheterisatie. Helaas was het niet mogelijk om aan te geven welke strategieën het meest effectief zijn vanwege een hoge mate van heterogeniteit. Toekomstige studies zouden zich moeten richten op het verbeteren van de kwaliteit van rapportage over de-implementatiestrategieën en het uitvoeren van procesevaluaties om hun succes en effectiviteit te beoordelen. Hoofdstuk 7 presenteert een vragenlijstonderzoek onder 304 zorgprofessionals uit drie ziekenhuizen over het mogelijk ongepaste gebruik van intraveneuze vochttherapie. Hun kennis en zelf-gerapporteerde praktijken werden geïnventariseerd. Daarnaast werd een retrospectieve dossieranalyse uitgevoerd om inzicht te krijgen in de documentatiepraktijken. Er werd een kenniskloof vastgesteld met betrekking tot de samenstelling en juiste indicaties voor intraveneuze vloeistoffen. Zowel verpleegkundigen als voorschrijvers zijn verantwoordelijk voor deze therapie, maar de documentatie liet te wensen over. Een aanzienlijk deel van de patiënten kreeg vochttoediening om het infuus open te houden, wat suggereert dat niet alle infusies noodzakelijk waren, aangezien deze praktijk niet langer evidence-based is en als overbodig wordt beschouwd. Deze bevinding benadrukt het potentieel om deze zorgpraktijk met lage waarde te verminderen. Hoofdstuk 8 sluit af met een samenvatting van de bevindingen en een algemene discussie.
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw