Maaike Swets

233 Nederlandse samenvatting De aanname van positiviteit impliceert dat individuen voor elke combinatie van covariabelen wel of niet kunnen worden blootgesteld (aan de oorzaak in de oorzaak gevolg relatie). Als bijvoorbeeld alle personen ouder dan 80 jaar de behandeling (blootstelling) niet kunnen ontvangen, is er geen positiviteit. Positiviteit geldt waarschijnlijk voor alle drie de hoofdstukken in deel II van dit proefschrift. In Hoofdstuk 4 waren er geen subgroepen met een structurele schending van de aanname van positiviteit, omdat iedereen in de bevolking een mono-infectie of een co-infectie kon hebben. In Hoofdstuk 5 hadden alle patiënten elk van de behandelingen kunnen krijgen. In Hoofdstuk 6 zijn er geen (combinatie van) covariaten die voorkomen dat patiënten in een specifiek seizoen een hartoperatie ondergaan. De laatste veronderstelling, consistentie, kan worden geschonden als het effect van blootstelling inconsistent is tussen individuen. De blootstelling moet “voldoende goed gedefinieerd” zijn. Co-infecties in Hoofdstuk 4 werden gedefinieerd op basis van RT-PCR-testresultaten, wat goed gedefinieerde blootstellingen zijn. Patiënten werden echter getest op SARS-CoV-2, influenzavirussen, RSV en adenovirus, en niet op andere respiratoire virussen. Het is mogelijk dat een patiënt een gelijktijdige infectie met SARS-CoV-2 en RSV had, maar ook bijvoorbeeld een niet-gedetecteerde rhinovirusinfectie. Dit beperkt de consistentie, hoewel zowel de blootgestelde als de niet-blootgestelde groepen op dezelfde manier worden beïnvloed. Ook de uitkomsten (mortaliteit en IMV) zijn goed gedefinieerd en op dezelfde manier gemeten tussen de blootgestelde en niet-blootgestelde groepen. In Hoofdstuk 5 werd de indeling in de verschillende groepen gebaseerd op apotheekgegevens van de verstrekte medicatie. Dit is waarschijnlijk een nauwkeurige indicator van de behandeling die de patiënt heeft gekregen, waardoor goed gedefinieerde behandelgroepen ontstaan. Zoals het geval was in Hoofdstuk 4 waren de uitkomsten goed gedefinieerd. Ten slotte werd in Hoofdstuk 6 de blootstelling goed gedefinieerd, waarbij het aantal ILI-gevallen in de populatie werd gebruikt om de ziektelast in verschillende seizoenen te definiëren. Echter, zoals ook beschreven in Hoofdstuk 6 , kan de ernst van het ILI-seizoen van jaar tot jaar aanzienlijk verschillen. Als we de bovenstaande overwegingen samenvatten, was de onderzoeksopzet voor het vinden van een causaal verband het meest geschikt voor het onderzoek naar virale co-infectie en het onderzoek naar IL-6-remmers. Hoewel resterende confounding niet kan worden uitgesloten, is er geen sprake van grote schendingen van de drie “identifiability criteria”. Voor het onderzoek naar de relatie tussen het ILI-seizoen en de duur van invasieve mechanische ventilatie en sterfte zijn er mogelijke schendingen van de uitwisselbaarheids- en consistentiecriteria. De dosisresponsrelatie tussen ILI-prevalentie en mortaliteit is echter interessant en ondersteunt een causaal verband, hoewel mogelijk niet veroorzaakt door respiratoire complicaties van een virale luchtweginfectie. Het is lastig te voorspellen hoe de ontwikkelingen op het gebied van datawetenschap het (medische) onderzoek de komende jaren en decennia zullen veranderen. Er is

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw