314 Appendices Deel IV - Complicaties van - en morbiditeit gerelateerd aan stoma In dit deel hebben we de focus gelegd op patiënten uit ons eigen cohort die zijn behandeld met een darmstoma. Allereerst wilden we evalueren hoeveel stoma gerelateerde morbiditeit er optreed na zowel het aanleggen als het opheffen van een stoma. Rekening houdend met beide operaties, kreeg 39% van de patiënten te maken met een Clavien-Dindo Graad III of hoger complicatie. Van alle geanalyseerde risicofactoren bleek alleen een behandeling met een ileostoma te zorgen voor meer risico op het ontwikkelen van complicaties, zowel na aanleggen als na opheffen van een stoma. Vervolgens wilden we bekijken wat het effect is van het hebben van een stoma met name op de groei. In ons cohort had 61% van de patiënten een dalende groeicurve tijdens de behandeling met een stoma. Er was zelfs sprake van ernstige ondervoeding op het moment van opheffen in 51% van de patiënten met een dunne darmstoma en 16% van de patiënten met een dikke darmstoma. Binnen een jaar na het opheffen was er sprake van een positieve groeicurve in 67% van de patiënten. Wanneer er sprake was van een zeer proximaal dunne darmstoma of nadat er een grote resectie van dunne darm had plaats gevonden bleek dat patiënten bij het opheffen van het stoma significant lagere Z-scores hadden. Adequate natriumsuppletie en het vroeg opheffen van het stoma leidden niet tot significante veranderingen in Z-scores. Deze twee studies tonen het verhoogde risico op negatieve gevolgen van de behandeling met een stoma. Indien er een keuze is voor het wel of niet aanleggen van een stoma zouden deze risico’s ertoe kunnen lijden dat artsen in plaats van een stoma kiezen voor een primaire anastomose. Een voorbeeld van een aandoening waarbij nog geen consensus is welke van de twee de beste behandeling is, zijn de jejunoileale atresieën. Daarom wilden we in ons retrospectieve cohort evalueren welke behandelingen de minste complicaties veroorzaakte bij kinderen met een jejunoileale atresie. Onze resultaten laten zien dat significant meer ernstige complicaties (Clavien-Dindo ≥III) optraden na behandeling met een stoma. Bovendien traden zowel korte termijn (wondinfecties en wonddehiscenties) als lange termijn (kortdarmsyndroom, obstructies van de dunne darm door verklevingen) complicaties vaker op na behandeling met een stoma. We adviseren op basis van deze resultaten om laagdrempeliger een primaire naad aan te leggen bij deze patiëntengroep. Hierbij willen we de kanttekening maken dat bepaalde perioperatieve factoren het aanleggen van een stoma noodzakelijk kunnen maken,.
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw