95 Benaderingen en didactiek van het Nederlandse literatuurgeschiedenisonderwijs en www.lezenvoordelijst.nl. Ook LitLab.nl biedt diverse ‘proeven’ aan waarin leerlingen literatuur kunnen onderzoeken in relatie tot maatschappelijke of historische thema’s. Bax en Mantingh (2018) ontwierpen met een docentontwikkelteam het eerder in dit hoofdstuk genoemde ‘kruispuntenmodel’ om de literatuurgeschiedenis van de twintigste eeuw aan leerlingen te presenteren. Het uitgangspunt van dit model is dat de literaire tekst niet in een vast ‘kader’ wordt behandeld, maar op een kruispunt staat waar diachrone (horizontale) en synchrone (verticale) ontwikkelingen verbonden kunnen worden. Elke tekst kan bijvoorbeeld synchroon verbonden worden met het werk en het auteurschap van tijdgenoten, zoals bij de klassieke stromingen, maar ook met de cultuurhistorische context waarin de tekst verscheen of met de mediaontwikkeling in het publieke debat uit de tijd waarin de tekst verscheen. Leerlingen kunnen vanuit het synchrone perspectief op verschillende manieren naar de cultuur- en literatuurhistorische periode kijken en verbanden leggen met andere canonieke of niet-canonieke teksten, politieke en historische ontwikkelingen en literatuur in andere taalgebieden. Daarnaast kan elke tekst diachroon worden beschouwd op basis van een frame. Met een frame bedoelen Bax en Mantingh (2019) een universeel thema, een ontwikkeling of een historisch concept waarmee een tekst verbonden kan worden, zoals liefde, of coming of age. Leerlingen kunnen teksten uit verschillende historische periodes met eenzelfde thema vergelijken en inzichten verwerven over de manier waarop dit thema in verschillende literaire periodes benaderd wordt. Dat kan een stroming zijn, een thema als ‘feminisme’, een literaire vorm of een bepaald politiek of ideologisch frame waarin het werk gelezen kan worden. Via deze frames kunnen leerlingen verbindingen aanbrengen tussen verschillende werken. In het licht van dit ‘kruispuntenmodel’ ontwikkelden Bax en Mantingh (2019) een didactische benadering die gericht is op literatuurhistorisch lezen en redeneren om daarmee bij de leerlingen (bewuste) literaire competentie te ontwikkelen op het terrein van de literatuurgeschiedenis. Zij gaan daarbij uit van het model van ‘historisch redeneren’ dat werd ontwikkeld door de historici Van Drie en Van Boxtel (2008). In lijn met van Drie en Van Boxtel beschrijven Bax en Mantingh (2019, p. 109) literatuurhistorisch redeneren als ‘een activiteit waarbij literatuurhistorische kennis wordt ingezet om literaire taaluitingen uit het heden en verleden te interpreteren. Leerlingen leren informatie over het verleden in te zetten om literaire taaluitingen te beschrijven, te vergelijken, te interpreteren en te beoordelen.’ De aandacht voor het leggen van verbanden tussen de historische tekst enerzijds en de historische of maatschappelijke context ervan of het eigen wereldbeeld anderzijds is terug te zien in lesboeken en didactische voorstellen die specifiek gericht zijn op het
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw