87 Benaderingen en didactiek van het Nederlandse literatuurgeschiedenisonderwijs De eindtermen laten zien dat van docenten wordt verwacht dat hun literatuuronderwijs gericht is op zowel het verwerven van kennis (domein E2 en E3) als op het ontwikkelen van vaardigheden (domein E1 en E2). De te bereiken leerdoelen zijn in algemene bewoordingen weergegeven, waardoor scholen veel ruimte hebben als het gaat om de concrete invulling. In de eindtermen staat niet aangegeven hoeveel tijd een docent aan het literatuuronderwijs moet besteden. Bij subdomein E1 (literaire ontwikkeling) is een doelstelling opgenomen die de ervaring van de lezer centraal stelt: beargumenteerd verslag uitbrengen van leeservaringen. Over de aard van de argumenten wordt niets vermeld. Het blijft dus open of leerlingen bij hun argumentatie feiten uit de literatuurgeschiedenis of literaire begrippen als perspectief, thema of motief moeten hanteren. Subdomein E2 (literaire begrippen) richt zich op de tekst. Leerlingen moeten literaire tekstsoorten herkennen en literaire begrippen hanteren in de interpretatie van teksten. Over de hoeveelheid en complexiteit van de tekstsoorten en begrippen wordt niets vermeld. Subdomein E3 (literatuurgeschiedenis) is enerzijds gericht op kennis: leerlingen moeten een overzicht kunnen geven van de hoofdlijnen van de literatuurgeschiedenis. De tweede component (literaire werken plaatsen in dit historisch perspectief) is gericht op de historische context van de literaire werken. Het is de eerste keer dat het verbinden van een tekst met de context formeel als doelstelling wordt gepresenteerd. Het nieuwe examenprogramma biedt meer vrijheid dan het programma uit 1998. Daarnaast is duidelijk dat het programma ruimte biedt voor verschillende benaderingen, en ze ook in combinatie voorschrijft. Dat het combineren van meerdere doelen in het literatuuronderwijs een meerwaarde kan betekenen, wordt ook onderschreven door Van Stralen en Gudé (2012), die worden aangehaald in de vakspecifieke trendanalyse van SLO (2017, p. 12): In het schoolvak Nederlands is sprake van cultuuroverdracht: dat betreft de taalvaardigheden, maar ook kennis over taal en literatuur. Binnen het schoolvak zijn kerndoelen en eindtermen beschreven voor fictie en literatuur. De Nederlandse taal is er ook om van te genieten en van te leren, zowel van gedichten, verhalen, theater als van romans. Het lezen van fictionele teksten draagt bij aan het ontwikkelen van de eerdergenoemde lees- en schrijfvaardigheid, het draagt ook bij aan het vormen van esthetisch en ethisch besef (en het besef van esthetische en ethische conventies), het draagt bij aan ontwikkelen van cultuurhistorische kennis en inzicht, enzovoort. Zo heeft het fictie- en literatuuronderwijs ook een belangrijke waarde voor burgerschapsvorming, of meer in het algemeen: het draagt sterk bij aan de Bildung van
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw