Renate van Keulen

78 Hoofdstuk 4 De invloed van Poelhekke was volgens Hulshof et al. (2015) aanzienlijk. Er werden verschillende vergelijkbare literatuurmethoden gepubliceerd, die bestonden uit een literatuurgeschiedenis, een bloemlezing en een schoolpoëtica en gericht waren op cultuuroverdracht. Dit laat volgens Hulshof et al. (2015) zien dat het literatuuronderwijs in het begin van de twintigste eeuw vooral in het teken stond van het leren lezen van literatuur van erkende schrijvers en van taalkundige, nationalistische, esthetische en/ of morele vorming. Tot de jaren zeventig van de negentiende eeuw waren de lesboeken voor het literatuuronderwijs sterk historisch-biografisch van aard (Dirksen, 2007; Janssen, 1998; Hulshof et al., 2015). De exameneisen van het gymnasium waren gericht op kennis van de klassieke cultuur en voor het H.B.S.-examen letterkunde moesten leerlingen ‘enkele van de voornaamste voortbrengselen van de letterkunde uit verschillende perioden met vrucht hebben gelezen en die in verband weten te brengen met de tijd, waarin zij zijn ontstaan, en bekend zijn met enige der voornaamste figuren uit onze letterkunde’ (Naeff, 1974, p.2). In de schoolboeken en officiële onderwijsdoelen bestond in het literatuuronderwijs tot de jaren zeventig van de twintigste eeuw dus alleen de historisch-biografische benadering. Toch is een nuancering op zijn plaats, omdat verschillende bronnen laten zien dat er vanaf de start van het schoolvak Nederlands in 1836, en zelfs daarvoor, in het literatuuronderwijs ook aandacht was voor andere doelen (Buddingh, 1825; De Moor, 1986; Hulshof et al., 2015). Ook Van Kalmthout (2002) merkt op dat nog andere doelstellingen zichtbaar waren. Hij verwijst naar de dissertatie van Hendrik J. de Vos uit 1939 over de geschiedenis van het moedertaalonderwijs in de Nederlanden, die stelt dat docenten, in navolging van de Tachtigers, vonden dat ook de persoonlijke ervaring van literaire schoonheid aandacht diende te krijgen. Van Kalmthout noemt op basis van bronnen in de dissertatie van De Vos een viertal doelen van het literatuuronderwijs: taalkundige, nationalistische, esthetische en morele vorming. Deze doelen waren gebaseerd op de ideeën over het nut van het lezen van literaire teksten in de jaren dertig van de negentiende eeuw. Enerzijds botsten de vier verschillende doelen volgens Van Kalmthout met elkaar, maar anderzijds hadden ze ook veel overeenkomsten en werden ze in de praktijk met elkaar gecombineerd (Van Kalmthout, 2002). Of en hoe de niet historisch-biografische benaderingen zich concreet vertaalden in de klas, is onbekend, maar ze zijn gedocumenteerd en het is goed mogelijk dat docenten in de literatuurlessen naast de stof uit de schoolboeken en eindtermen ook andere benaderingen gebruikten om hun literatuuronderwijs vorm te geven. Op de H.B.S. waren er weliswaar einddoelen, maar er bestond geen uitgewerkt plan voor het

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw