75 Benaderingen en didactiek van het Nederlandse literatuurgeschiedenisonderwijs 4.2 Benaderingen van het literatuurgeschiedenisonderwijs Literatuuronderwijs bij het schoolvak Nederlands is anno 2023 een vanzelfsprekendheid. Alle leerlingen in het voortgezet onderwijs krijgen ermee te maken, onafhankelijk van het type onderwijs dat zij volgen. Het is echter nog maar relatief kortgeleden dat de Nederlandse literatuur een vaste plaats kreeg in het voortgezet onderwijs. Pas rond het midden van de negentiende eeuw werd onderwijs over Nederlandse literatuur gemeengoed. Over de invulling van dat onderwijs is met name vanaf de helft van de twintigste eeuw veel discussie gevoerd. In deze paragraaf beschrijf ik de geschiedenis van benaderingen van het literatuuronderwijs vanaf het eerste begin tot de invoering van de Nieuwe Tweede Fase in 2007, waarbij ik specifiek inga op het literatuurgeschiedenisonderwijs. Op basis van de besproken bronnen formuleer ik enkele ontwikkelingen die in de benadering van dit onderwijs zichtbaar zijn. 4.2.1 De voorgeschiedenis van het literatuuronderwijs Nederlands Over de start van het schoolvak Nederlands lopen de meningen uiteen. Sturm (2005) houdt het jaartal 1806 aan, toen de eerste gecentraliseerde onderwijswet in Nederland van kracht werd waarin bepaald werd dat leerlingen vanaf dat moment klassikaal onderwijs kregen. Hulshof et al. (2015) noemen het jaartal 1836, omdat het schoolvak Nederlands daarvoor volgens hen niet systematisch werd gedoceerd. De basis van het literatuuronderwijs werd echter al eerder gelegd, op de Latijnse scholen, die ontstonden vanaf de dertiende eeuw (Boekholt & Booy, 1987). Het doel van deze scholen was het passief en actief aanleren van het Latijn (Kalsbeek, 2022). Leerlingen leerden liederen voor de kerkdiensten en Latijn voor de kerkelijke liturgie en voor administratieve doeleinden (Hulshof et al., 2015). Ook literatuuronderwijs, met name gericht op teksten uit de oudheid, was een belangrijk onderdeel op deze scholen. Naast het lezen van klassieke schrijvers als Cicero en Ovidius was er ook aandacht voor klassieke en eigentijdse toneelstukken (Kalsbeek, 2022). In de vijftiende eeuw concentreerden de Latijnse scholen zich steeds meer op de overdracht van de humanistische cultuur. Het Humanisme van de vijftiende en zestiende eeuw werd gekenmerkt door een cultuur van geletterdheid. Hulshof et al. (2015, p. 38) schrijven echter: ‘Hoewel idealiter de schoonheid en waarde van de klassieke teksten voorop stond, werd in de praktijk vooral op grammatica gefocust met weinig aandacht voor literaire en intellectuele vorming.’
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw