Renate van Keulen

40 Hoofdstuk 2 Om deze vragen te kunnen beantwoorden, heb ik de volgende analyses uitgevoerd: 1. Een analyse van de inzichten die leerlingen hebben verworven op basis van de opdrachten en een analyse van het antwoord op de eindvraag. Deze analyses zijn uitgevoerd volgens het model in Tabel 2.5 en vervolgens gerelateerd aan de inzichten over de roman die in hoofdstuk 7 zijn geformuleerd. De analyses van de inzichten en het antwoord op de eindvraag leverden inhoudelijke informatie op over de redeneerresultaten van de leerlingen op basis waarvan ik een antwoord kon formuleren op de eerste onderzoeksvraag. 2. Een analyse van de activiteiten van de leerlingen bij twee redeneeronderdelen. Bij deze analyse koos ik voor een redeneeronderdeel vroeg in de opdrachtenreeks (de bronvraag bij opdracht 2) en een redeneeronderdeel later in de in de opdrachtenreeks (een fragmentvraag bij opdracht 4) om (ook) na te kunnen gaan of er een verandering optreedt in de wijze waarop de leerlingen redeneren naarmate zij verder komen in de lessenreeks. Bij de bronvraag en fragmentvraag moesten de leerlingen de redeneerstappen ‘beschrijven’, ‘betekenis geven’ en ‘concluderen’ uitvoeren. De wijze waarop deze stappen zijn uitgevoerd heb ik geanalyseerd door middel van open codering volgens de methode van Corbin en Strauss (1990). Eerst voorzag ik de handelingen van een inhoudelijke beschrijving (bijvoorbeeld: ‘De leerling geeft bij het analyseren van het fragment bij het onderdeel beschrijving ook een interpretatie’ of ‘De leerling herhaalt bij het onderdeel interpreteren het antwoord dat bij de analyse is gegeven’). Vervolgens heb ik interpreterende labels toegekend (bijvoorbeeld ‘interpretatie bij beschrijving’, ‘conclusie bij analyse’ of ‘uitgevoerd zoals voorgeschreven’). 3. Een analyse van de redeneerstappen die de leerlingen bij het beantwoorden van de hoofdvraag (de eindopdracht) hebben uitgevoerd. Deze analyse voerde ik uit omdat de tweede versie van het ontwerp een andere eindopdracht heeft dan de eerste versie. Naast het antwoord op de hoofdvraag heb ik ook de eerste redeneerstap geanalyseerd die de leerlingen bij deze opdracht moesten uitvoeren. Het betreft het zoeken naar overeenkomsten in de inzichten die zij met de redeneeropdrachten hebben verworven over de tekst, de historische en maatschappelijke context van de tekst en zichzelf als lezer. Ook de antwoorden bij dit onderdeel analyseerde ik door middel van open codering volgens de methode van Corbin en Strauss (1990). Eerst voorzag ik de antwoorden van een inhoudelijke beschrijving (bijvoorbeeld: ‘De leerling beschrijft een inhoudelijke overeenkomst in de inzichten’ of ‘De leerling beschrijft een overeenkomst in de werkwijze die hij gehanteerd heeft’).

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw