Renate van Keulen

37 Methode van onderzoek gebeurtenissen. De mondelinge evaluaties van de leerlingen zijn opgenomen met een audiorecorder. Vervolgens zijn de antwoorden van de leerlingen getranscribeerd en opgenomen in een Excelbestand. De eerste onderzoekscyclus had als voornaamste doel de werking van de ontworpen redeneerdidactiek te onderzoeken en de bruikbaarheid van deze didactiek te bepalen voor het ontwerp. Om die reden koos ik ervoor in deze onderzoekscyclus het redeneren van twee leerlingen uitvoerig te beschrijven en te analyseren. Om systematisch te kunnen onderzoeken welke kenmerken leerlingen in hun redeneerhandelingen en -resultaten laten zien, maakte ik gebruik van een instrument dat ik ontwikkelde op basis van de zes niveaus van literaire competentie die Witte (2008) onderscheidt in zijn model van literaire competentie. Het gaat om de ontwikkelingsstadia belevend, herkennend, reflecterend, interpreterend, letterkundig en academisch lezen, gebaseerd op de ontwikkelingspsychologie van Jean Piaget en Lev Vygotsky. Het gevalideerde model van literaire competentie van Witte is ontwikkeld in samenwerking met vakdocenten en wordt in het voortgezet onderwijs veelvuldig toegepast om inzicht te verwerven in het leesniveau van leerlingen. Om het instrument te construeren, inventariseerde ik allereerst op basis van de dissertatie van Witte (2008) welke vaardigheden leerlingen binnen de zes niveaus laten zien wanneer zij reflecteren over literatuur.1 Door de expliciete omschrijving van de kenmerken die Witte toekent aan leerlingproducten binnen de zes competentieprofielen, konden deze vaardigheden relatief eenvoudig worden geselecteerd. De geselecteerde vaardigheden heb ik vervolgens per niveau van literaire competentie gerelateerd aan de verschillende redeneerstappen die de leerlingen moesten uitvoeren in de lessenreeks. Dit resulteerde in een analyse-instrument dat ik gebruikte bij het beschrijven van de redeneerstappen van de leerlingen.2 Een beknopte versie van dit instrument is weergegeven in Tabel 2.5. De uitgebreide versie, voorzien van specificaties en voorbeelden, is opgenomen in Bijlage 2. 1 Witte (2008, p. 233-235) gebruikt in zijn onderzoek naar de literaire competentie van leerlingen vier indicatoren: de literaire voorkeur, het soort argumentatie, het leesmotief en de leesmotivatie. Omdat in dit onderzoek het uitgangspunt een enkele opdracht is, wordt hier alleen gebruik gemaakt van indicator 2: het soort argumentatie. Dit betekent dat met de analyse in dit onderzoek geen uitspraken kunnen worden gedaan over het niveau van literaire competentie van de leerlingen, maar alleen over het niveau dat een leerling in de betreffende opdracht laat zien. 2 Witte (2008) legt een verband tussen de manier van lezen en het niveau van de gelezen literatuur. De donkere kamer van Damokles past volgens Witte bij niveau 4: interpreterend lezen. Omdat alle leerlingen hetzelfde werk lezen en de lessenreeks bedoeld is om hen te steunen bij de interpretatie, is bij de constructie van het model geen rekening gehouden met het niveau van het literaire werk. Het model gaat enkel uit van de handelingen van de leerling.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw