Renate van Keulen

336 Hoofdstuk 11 Opdracht 4 (fragment) De fragmentopdracht van opdracht 4 betrof een passage uit De donkere kamer van Damokles waarin Osewoudt gevangen is genomen op beschuldiging van landverraad en bezoek krijgt van dokter Lichtenau, de psychiater die zijn aan waanvoorstellingen lijdende moeder behandelde. De psychiater raadt Osewoudt aan zich ontoerekeningsvatbaar te laten verklaren. In Tabel 11.5 is te zien dat 71 leerlingen de handelingen ‘beschrijven’, ‘betekenis geven’ en ‘concluderen’ uitvoeren zoals voorgeschreven. Zij geven de belangrijkste inhoudelijke elementen van het fragment weer, geven hierbij een interpretatie en trekken vervolgens een conclusie. Bijvoorbeeld: In het fragment zie ik dat psychiater Lichtenau met Osewoudt praat over het bestaan van Dorbeck. Lichtenau probeert Osewoudt ervan te overtuigen dat hij zich ontoerekenbaar moet verklaren. Dit betekent dat psychiater Lichtenau denkt dat Osewoudt gek is geworden net als zijn moeder en Dorbeck heeft verzonnen. Daaruit concludeer ik dat de psychiater vanuit zijn psychiaterperspectief naar de situatie kijkt en iedereen de situatie dus ziet zoals hij wil zien. (Leerling 8) Negen leerlingen geven zowel bij de stap ‘betekenis geven’ als bij de stap ‘concluderen’ een conclusie met (ongeveer) gelijke inhoud. Bijvoorbeeld: ‘In het fragment zie ik dat anderen niet geloven in het bestaan van Dorbeck. Ze denken dat Osewoudt last heeft van waanbeelden. Dit betekent dat Dorbeck misschien wel helemaal niet bestond en dat we in het boek eigenlijk werden meegenomen in de gedachten van Osewoudt. Daaruit concludeer ik dat het niet zeker is dat Dorbeck een echte persoon was.’ (Leerling 55) Negen leerlingen geven bij de stap ‘beschrijven’ geen neutrale weergave van inhoudelijke elementen uit het fragment, maar een interpretatie. Bijvoorbeeld: ‘In het fragment zie ik dat het eraan ligt van wie je het verhaal krijgt hoe je ergens over denkt. Nu hoor ik het verhaal van de psychiater en krijg ik ineens hele andere ideeën over Osewoudt.’ (Leerling 9) Tijdens het analyseren van de handelingen van de leerlingen in Lessenreeks 2 viel op dat bij de stap ‘beschrijven’ 14 leerlingen niet op het specifieke fragment ingingen, maar op de roman als geheel. In Lessenreeks 3 richten alle leerlingen zich op het gegeven fragment. Dit betekent dat de aanpassing in de redeneerstap (‘in het fragment zie je dat…’ in plaats van ‘in de tekst zie je dat…) tot het gewenste effect heeft geleid.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw