332 Hoofdstuk 11 vrij zeker van lijken te zijn, maar er zijn ook leerlingen die hun oordeel of interpretatie nuanceren, omdat ze inzien dat de waarheid niet te achterhalen is. In Lessenreeks 3 is ook een type herkennend antwoord te zien dat in Lessenreeks 2 afwezig is. Het betreft een antwoord waarin de leerlingen bij hun oordeel of interpretatie expliciet ingaan op een of meer verworven inzichten. Het is opvallend dat 18 leerlingen in Lessenreeks 3 een dergelijk antwoord formuleren. De enige wijziging in de eindopdracht betreft stap 1, het zoeken naar inhoudelijke overeenkomsten in de inzichten. Een analyse van deze stap laat zien dat in Lessenreeks 3 alle leerlingen een inhoudelijke overeenkomst geven, terwijl in Lessenreeks 2 slechts 29 van de 51 leerlingen dit doen. In de resultaten bij deze stap in Lessenreeks 3 valt ook op dat veel leerlingen een lange tekst hebben geschreven, vaak boven de 200 woorden, waarin ze hun inzichten bespreken en vervolgens uitgebreid ingaan op de overeenkomsten of rode draad in hun inzichten. In Lessenreeks 2 zijn de teksten bij deze stap minder lang. Mogelijk hebben meer leerlingen die een inhoudelijke overeenkomst in hun inzichten hebben gevonden, deze stap ingezet bij het verwoorden van hun antwoord op de hoofdvraag. Een andere mogelijke verklaring voor dit ‘nieuwe’ type antwoord waarin expliciet inzichten zijn gebruikt, is het gebruik van de hulpicoontjes. Bij de stap ‘hoofdvraag beantwoorden’ hebben 17 leerlingen op het hulpicoontje met de korte hulptekst geklikt. In deze tekst lezen ze: ‘Je gebruikt voor je antwoord de vier inzichten die je hebt verworven. Maak er geen samenvatting van, maar trek op basis van de vier inzichten een conclusie over de waarheid in de roman. En belangrijk: er is geen ‘vast’ of ‘goed’ antwoord. Het gaat om jouw eigen antwoord.’ Deze hulptekst kan ertoe hebben geleid dat meer leerlingen hun inzichten bewust hebben inzet in hun antwoorden. Bij de eindopdracht in Lessenreeks 3 valt op dat de leerlingen niet alleen bij de stap ‘inzichten combineren’, maar ook bij het antwoord op de hoofdvraag veel tekst hebben gebruikt en zeer uitvoerig zijn. Dit sluit aan bij de lesobservaties, waarin zichtbaar is dat de leerlingen zeer veel focus hadden en volgens de programmeur die als observator optrad in de ‘flow’ zaten bij het maken van de opdrachten. Omdat de leerlingen individueel en in stilte werkten, viel tijdens de observaties op dat er veel getypt werd. De etnografisch onderzoeker die ook een aantal lessen bezocht, sprak van een ‘cadans’ die hij bij dit typen in de klas ervoer (Van Keulen & Spotti, 2024). Hoewel ook in de eerdere lessenreeksen bleek dat de leerlingen bij het maken van de opdrachten zeer
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw