Renate van Keulen

331 De derde onderzoekscyclus: het volledig digitale ontwerp gehad, maar hij heeft alsnog samen met Dorbeck een moord gepleegd. Het hangt ervan af hoe je de situatie bekijkt of hij schuldig of onschuldig is. Uiteindelijk kan het nooit echt bepaald worden wat klopt.’ (Leerling 20) De leerlingen die schrijven dat de waarheid in de roman niet te achterhalen is, komen in de richting van het beoogde inzicht op interpreterend niveau, namelijk dat de inhoud en vertelvorm van de roman ervoor zorgen dat de romanwerkelijkheid geen interpretatie toelaat. Ze gebruiken echter alleen de inhoud van het verhaal in hun argumentatie en laten in hun geformuleerde inzicht niet zien dat ze ‘boven’ het verhaal staan door in te gaan op diepere betekenislagen of vormkernmerken van de roman. Daarmee laten ze niet zien dat ze beseffen dat de roman geconstrueerd is. 16 leerlingen doen dit wel. Ze gaan in hun inzicht in op de constructie van de roman, die ervoor zorgt dat de waarheid niet te achterhalen is. Bijvoorbeeld: ‘Mijn antwoord op de vraag ‘Wat is de waarheid in De donkere kamer van Damokles? is (gebaseerd op mijn inzichten): mijn waarheid is er niet maar eentje. Het zou voor mij goed kunnen dat Osewoudt een held was, maar ook net zo goed een verrader. Ik denk dat de schrijver het heel mooi geschreven heeft. En op allerlei manieren, vooral met het vertelperspectief, je mening over bijvoorbeeld Osewoudt heeft beïnvloed. Ook laat het boek je nadenken wat nou goed of slecht is. Mag je bijvoorbeeld iemand vermoorden zolang het voor een hoger doel is?’ (Leerling 40) Bij het antwoord op de hoofdvraag is in Lessenreeks 3 hetzelfde patroon te zien als bij Lessenreeks 2. 18% van de leerlingen formuleert een antwoord van interpreterend niveau dat overeenkomt met het beoogde antwoord op de hoofdvraag. Enkele leerlingen geven een antwoord van reflecterend niveau waarbij ze een generalisering geven, zoals: ‘Waarheid is een lastig onderwerp en om de waarheid te achterhalen moet je vanuit meerdere perspectieven naar iets kunnen kijken.’ Het grootste deel van de leerlingen, zowel bij Lessenreeks 3 als Lessenreeks 2, geeft een antwoord van herkennend niveau. Dit resultaat is opvallend in vergelijking met de resultaten van de geformuleerde inzichten in les 1 t/m 4, waar vaak een reflecterend, interpreterend of letterkundig niveau wordt getoond. In Lessenreeks 3 is het contrast zelfs nog iets groter dan bij Lessenreeks 2, omdat in de inzichten bij Lessenreeks 3 gemiddeld meer leerlingen een interpreterend of letterkundig niveau laten zien. Net als in Lessenreeks 2 zijn ook in Lessenreeks 3 verschillen te zien in de antwoorden van herkennend niveau. Veel leerlingen geven alleen een oordeel of interpretatie waar ze

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw