Renate van Keulen

330 Hoofdstuk 11 waarheid in De donkere kamer van Damokles?’ en het formuleren van een vervolgvraag, zijn geen aanpassingen aangebracht. Net als de vier inzichten zijn ook de antwoorden op de hoofdvraag geanalyseerd volgens het in Tabel 2.5 gepresenteerde instrument dat gebaseerd is op de niveaus van literaire competentie van Witte (2008). In hun antwoord op de hoofdvraag laten opvallend veel leerlingen een herkennend niveau zien. Het gaat om 66 van de 89 leerlingen die deze opdracht hebben gemaakt. Deze leerlingen voelen zich door de vraag uitgenodigd om in te gaan op wat er volgens hen aan de hand is in de roman. 30 leerlingen geven als antwoord alleen een oordeel of interpretatie op basis van het verhaal, en gaan niet in op onderwerpen die in de opdrachten zijn behandeld (het beeld van het verzet, het vertelperspectief, de diffuse grens tussen schuld en onschuld en de verwarring van de lezer). Bijvoorbeeld: ‘Mijn antwoord op de vraag ‘Wat is de waarheid in De donkere kamer van Damokles?’ is (gebaseerd op mijn inzichten): Dorbeck heeft wel bestaan, al valt het niet te bewijzen. Hij heeft Osewoudt benut als een pion die alle schuld kreeg en is zelf daarna verdwenen. Omdat het bestaan van Dorbeck niet bewezen kan worden, gelooft niemand in het verhaal van Osewoudt over Dorbeck.’ (Leerling 70) 18 leerlingen geven een oordeel of interpretatie waarbij wel duidelijk een of meer inzichten uit de vier redeneeropdrachten zijn gebruikt. Bijvoorbeeld: ‘Mijn antwoord op de vraag ‘Wat de waarheid in De donkere kamer van Damokles? is (gebaseerd op mijn inzichten): Osewoudt heeft een deel van zijn daden in opdracht van Dorbeck gepleegd. Echter heeft hij door het aanpassen van zijn normen en waarden (onbewust) een grens overschreden die in tijden waarin geen oorlog is, onacceptabel is. Na de oorlog wil men de oorlog vergeten, en schuldigen aanwijzen, waardoor de rechtszaak van Osewoudt anders verlopen is dan dat het zou zijn in tijden zonder oorlog.’ (Leerling 47) Elf leerlingen geven ook een herkennende interpretatie op basis van de gegevens in de roman, maar geven aan dat er geen antwoord op de hoofdvraag mogelijk is: ‘De waarheid in De donkere kamer van Damokles is dat Osewoudt niet schuldig, maar ook niet onschuldig is. Hij is geen oorlogsschurk, maar ook geen oorlogsheld. Er zijn veel onduidelijkheden en onbeantwoorde vragen. Hierdoor kan je Osewoudt niet schuldig of onschuldig verklaren. De waarheid is dat Osewoudt goede intenties zou kunnen hebben

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw