321 De derde onderzoekscyclus: het volledig digitale ontwerp goed en fout en niks daartussen.’ (Leerling 32) Ruim de helft van de leerlingen formuleert in Lessenreeks 3 een ‘herkennend inzicht’ en een kwart van de leerlingen formuleert een ‘letterkundig inzicht’. In grote lijnen is dit patroon vergelijkbaar met dat van de leerlingen in Lessenreeks 2. Wel tonen in Lessenreeks 3 iets meer leerlingen een ‘interpreterend inzicht’ of ‘letterkundig inzicht’ dan in Lessenreeks 2. In Lessenreeks 1 kwam geen van de 32 leerlingen bij deze vraag tot het beoogde inzicht dat het beeld van oorlog en verzet dat Hermans schetst, afwijkt af van het ‘heroïsche beeld’ dat in romans en films vaak te zien is, zeker in de periode net na de oorlog. In Lessenreeks 2 kwamen 11 van de 54 leerlingen tot dit inzicht (20%). In Lessenreeks 3 formuleren 23 van de 89 leerlingen (26%) het beoogde inzicht en tonen 6 leerlingen (7%) in een ‘interpreterend inzicht’ in de denkrichting van het beoogde inzicht. Bij Lessenreeks 3 is een lichte verbetering te zien ten opzichte van Lessenreeks 2 als het gaat om het aantal leerlingen dat het beoogde inzicht formuleert of de denkrichting van dit inzicht toont. Het is lastig over de reden van deze lichte toename uitspraken te doen; het ontwerp is immers op meerdere punten aangepast en er is sprake van een andere groep leerlingen. Wel is duidelijk dat met de digitalisering van het ontwerp kwaliteitsverbetering is opgetreden. Opdracht binnen het systeemperspectief Bij de opdracht binnen het systeemperspectief (level 2) moesten de leerlingen een inzicht verwoorden over de invloed van het vertelperspectief op de manier waarop zij De donkere kamer van Damokles lezen. Inhoudelijk is deze opdracht niet gewijzigd ten opzichte van Lessenreeks 2. Net als bij de andere opdrachten is aan de brontekst wel een introducerende tekst toegevoegd en zijn aanpassingen gedaan in de formulering van de redeneerstappen. Ook is het videofragment dat de leerlingen ter illustratie bij de bron krijgen, van de bron gescheiden, zodat de leerlingen zich bij hun analysestappen richten op de tekst en niet (alleen) op de inhoud van het videofragment. Negen van de 89 leerlingen (10%) tonen in hun inzicht een herkennend niveau en richten zich op de mimetische functie die zij aan de roman toekennen. Op basis van de boodschap over het vertelperspectief in de bron formuleren deze leerlingen een inzicht waarin ze laten zien dat de auteur van de roman niet de waarheid vertelt, maar daar volgens hen wél naar streeft. Bijvoorbeeld: ‘De redeneerstappen laten mij over de invloed van het vertelperspectief op de manier waarop ik de roman lees inzien dat de schrijver schrijft hoe hij denkt dat het gegaan is en dat is niet
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw