193 Constructie van het prototype Het redeneren met de ontwikkelde redeneerdidactiek is nieuw voor de leerlingen. Om hun de kans te geven het redeneren te leren, is het belangrijk dat ze in de opdrachten stapsgewijs kennismaken met de aanpak. Daarvoor is ‘scaffolding’ een geschikte methode. De term ‘scaffolding’, letterlijk ‘steigers bouwen’, werd geïntroduceerd door Bruner (1985) en staat voor een geleidelijke afname van ondersteuning wanneer leerlingen leren een bepaalde taak te beheersen. De steiger als metafoor is ontleend aan het werk van Lev Vygotski: de leraar bouwt een steiger, zodat leerlingen geholpen worden bij het bereiken van doelen die net buiten hun kennis- en vaardighedenbereik (in de zone van naaste ontwikkeling) liggen (Cole et al., 1978). Langzamerhand kan deze steiger worden afgebroken, zodat leerlingen zelfstandig hun taken kunnen gaan uitvoeren. Zodra leerlingen hiertoe in staat zijn, kan de complexiteit van de opdrachten toenemen. Concreet betekent de methode van ‘scaffolding’ voor de game dat bij de eerste opdrachten de redeneerstappen nog deels gegeven worden, zodat leerlingen kunnen zien wat de bedoeling is. In de loop van de game moeten leerlingen de stappen echter steeds meer zelfstandig uitvoeren en kunnen ze zich niet meer baseren op al gegeven antwoorden, waarmee de complexiteit van de taken toeneemt. Omdat de leerlingen de opdrachten in toenemende mate zelfstandig moeten uitvoeren en de opdrachten complexer worden, is er ook sprake van adaptiviteit (punt 3.2) op de manier die Prensky (2001) voorstelt. Volgens Prensky kunnen de complexiteit en de mate waarin opdrachten zelfstandig worden uitgevoerd gedurende het verloop van de game voor alle leerlingen worden opgebouwd, maar moet bij complexere taken hulp beschikbaar zijn voor leerlingen die dit nodig hebben. Op die manier blijft de game volgens Prensky interessant voor leerlingen van verschillende niveaus. In het volgende worden enkele mogelijkheden besproken om die hulp te bieden. Naast de methode van scaffolding is het belangrijk dat leerlingen bij de opdrachten gebruik kunnen maken van ondersteuning in de vorm van feedback (punt 1.3). Zoals ik in paragraaf 3.4 al aangaf, kan het toevoegen van extra informatie bij de opdrachten, bijvoorbeeld over het verhaal of de context ervan, dienen als betekenisvolle feedback die leerlingen kunnen gebruiken bij het formuleren van hun antwoorden. Die informatie kan leerlingen indien nodig een andere denkrichting bieden, of hen juist bevestigen in hun gekozen denkrichting. Andere vormen van ondersteuning zijn het toevoegen van hulpicoontjes waarop leerlingen kunnen klikken om informatie te krijgen met betrekking tot de betreffende redeneerstap, en een chatfunctie waarmee leerlingen elkaar vragen kunnen stellen. Deze chatfunctie zorgt voor sociale interactie (punt 3.1), omdat leerlingen de gelegenheid krijgen met elkaar te communiceren en van elkaar te leren.
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw