Renate van Keulen

179 Vier perspectieven op De donkere kamer van Damokles Janssen wijst daarbij op de fouten van de illegalen die in het boek naar voren komen, zoals de onverwachte verschijning van de echte jeugdleidster. Hermans laat volgens Janssen in De donkere kamer van Damokles een kritisch geluid zien ten opzichte van de deelnemers aan het verzet en hun motieven. Voor het naoorlogse Nederland was het wereldbeeld dat Hermans gaf volgens Otterspeer (2012) een schok. Volgens hem werden mensen die in het verzet hadden gezeten gezien als helden die het morele gelijk aan hun kant hadden. Kieft (2012) schrijft dat Hermans tegen dit idee ten strijde trok door zijn opvatting dat het nazisme ten onder is gegaan aan onbekwaamheid van leiders en domheid van meelopers, en niet door het goede dat het kwade had overwonnen. Ook Anbeek (1985) schrijft dat De donkere kamer van Damokles een beeld geeft van een verzetsheld die niet handelt uit ideologische, maar uit persoonlijke motieven. Anbeek trekt wel een andere conclusie dan Otterspeer en Kieft over het beeld dat Hermans schetst ten opzichte van het beeld dat in andere literatuur zichtbaar is. Volgens hem duurde de heroïsche afbeelding van het verzet in de literatuur maar heel kort en verschenen al snel de ironische tegenbeelden, zoals Pastorale 1943 van Vestdijk (1943). Volgens Anbeek (1985, p. 6) heeft literatuur die bijdraagt aan beeldvorming dat vrijwel altijd gedaan in relativerende zin en is De donkere kamer van Damokles daarvan het bekendste voorbeeld: ‘Grootse idealen worden teruggebracht tot strikt persoonlijke motieven, de schuldvraag eerder gecompliceerd dan ‘opgelost’.’ Het ongecompliceerde beeld bleef volgens Anbeek in de ontspanningslectuur en in kinderboeken veel langer bestaan. Juttmann (2020) geeft in zijn analyse van Nederlandse films over de Tweede wereldoorlog aan dat er sprake is van een duidelijk verschil tussen het beeld dat in de literatuur voor volwassenen werd gepresenteerd van oorlog en verzet en dat in films: ‘Pastorale 1943 van Simon Vestdijk en De tranen der acacia’s van Hermans blonken uit in cynisme over het verzet en de houding van de burgerij tijdens de bezetting. In Het stenen bruidsbed voerde Harry Mulisch een Canadese boordschutter op, die seksuele sensatie ontleent aan het bombardement op Dresden. Met hun antihelden oefenden de schrijvers invloed uit op de beeldvorming rond de oorlog, zij het op een beperkte lezersgroep van intellectuelen.’ In Juttmanns bespreking van Nederlandse oorlogsfilms wordt duidelijk dat in die films langer dan in de literatuur een relatief zwart-wit beeld te zien was. Pas in de populaire film De overval uit 1962, die nog wel gedomineerd wordt door wat Juttmann het ‘zwart-witschema’ van de naoorlogse verzetsfilms noemt, is ook een mislukte aanval op een Duits transport te zien die leidt tot de executie van gijzelaars. Deze gebeurtenis

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw