173 Vier perspectieven op De donkere kamer van Damokles overeenstemming is met de normen voor normaal gedrag. Wel merkt Smulders daarbij op dat die normen sterk veranderd zijn, en dat de lezer juist daar de oriëntatie kwijtraakt. Aan het einde van de roman, bij de verhoren door Selderhorst, ontstaat er een disbalans tussen de romanwerkelijkheid en het tekstconcept van de lezer. Met wat Selderhorst zegt, ontregelt de auteur alle eerdere denkconstructies van de lezer, maar tegelijkertijd blijft toch ook het realisme intact. Smulders geeft aan dat de lezer zijn aanvankelijke tekstopvatting wil vasthouden, maar net als Osewoudt verloren raakt, omdat het personage Dorbeck uiteenvalt en elke vorm van realisme verdwijnt. Dat proces, waarin de lezer gedesoriënteerd raakt, gaat langzaam, omdat Hermans ervoor zorgt dat zijn tekst blijft corresponderen met de werkelijkheid. Marres (1996) deelt het idee van desoriëntatie met Smulders, al vindt hij het te sterk om te spreken van misleiding. Zowel Smulders als Marres laat zien dat de eerste helft van de roman een zeker houvast biedt voor de lezer, dat in de tweede helft van de roman langzaam verdwijnt. Die tweede helft wekt volgens Marres (1996, p. 27) ‘sterk de indruk dat de reconstructie van de Dorbeckaffaire een doolhof is waar niet uit te komen is.’ Lezers hebben te weinig of verkeerde gegevens en gaan dan interpreteren en speculeren. Daarbij springt iedereen met de beperkt beschikbare gegevens ook nog eens opportunistisch om, zoals Hermans zelf ontdekte tijdens het bestuderen van documenten over het Englandspiel (Otterspeer, 2012, p. 58). Inzichten Het concept van desoriëntatie is interessant met het oog op een lezersgericht inzicht. Leerlingen kunnen bijvoorbeeld ontdekken dat ze door de constructie van de roman bewust op het verkeerde been worden gezet: wat ze eerder gelezen hebben, komt aan het einde van de roman in een ander perspectief te staan. Ze zijn daarmee misleid, of in ieder geval gedesoriënteerd geraakt. Zowel beginnende als geoefende lezers zullen merken dat ze gaan twijfelen aan de waarnemingen van Osewoudt. De betekenis en oorzaken die zij hieraan toekennen, zijn afhankelijk van hun niveau van literaire competentie. Een opdracht die leidt tot inzicht over desoriëntatie in de roman moet leerlingen bewust maken van hun eigen leesproces, van de manier waarop zij de desoriëntatie hebben beleefd en van wat dit doet met hun beleving van de roman. Een inzicht dat leerlingen kunnen verwerven is dat de roman hen aan het twijfelen brengt over wat ze eerst voor waar hebben aangenomen, waardoor hun perspectief aan het wankelen wordt gebracht. Leerlingen kunnen ook het inzicht verwerven dat de auteur die desoriëntatie bewust creëert door de constructie van de roman.
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw