Renate van Keulen

168 Hoofdstuk 7 dat het pleit voor je ethisch inzicht, dat je de verantwoording voor die misdadige strevingen niet zelf hebt willen dragen, maar dat je ze als het ware buiten jezelf geplaatst hebt en er Dorbeck mee belast.’ (p. 304) Betlem geeft de psychiater dan ook gelijk. Volgens hem moet de eerste ontmoeting met Dorbeck eigenlijk die met Jagtman zijn geweest. Vervolgens is Osewoudt volgens Betlem in zijn gedachten aan de haal gegaan met zijn dubbelganger. De identificatie van Dorbeck met Jagtman is ook te zien bij Bersma (1972). Hij ziet Osewoudts observaties echter niet als hallucinatie, maar betoogt dat Dorbeck en Jagtman de hele roman lang dezelfde persoon zijn. Dit beargumenteert hij in de ogen van Janssen (1983) met ongeloofwaardige interpretaties. Ook Van Hoek en Wingen (1974) identificeren Dorbeck met Jagtman, maar denken dat Jagtman zich op 20 juli 1940 als collaborateur bij de Duitsers heeft gemeld en daarna Osewoudt de rest van de oorlog gebruikte bij het liquideren van illegalen. Geen van deze theorieën is volgens Janssen vanuit het boek te bewijzen. Volgens Betlem (1966) bestaat Dorbeck niet, en is Osewoudt een psychopaat die het slachtoffer is van zijn eigen waanvoorstellingen. Volgens Bersma (1972) en Van Hoek en Wingen (1974) bestaat Dorbeck wel. Voor Betlem is Osewoudt het slachtoffer van de omstandigheden, voor Van Hoek en Wingen is hij het slachtoffer van de bedrieger Dorbeck. Pos (2010) sluit aan bij de theorie van Van Hoek en Wingen. Zij onderzocht of het dubbelgangersmotief in De donkere kamer van Damokles van Hermans erop wijst dat er in deze roman sprake is van een specifieke vorm van navolging. Ze gebruikte voor haar onderzoek de theorie van antropoloog, filosoof en literatuurwetenschapper René Girard. Pos (2010, p. 257) betoogt op basis van haar onderzoek dat het dubbelgangersmotief in De donkere kamer van Damokles inderdaad aangeeft dat deze roman ‘een proces van navolging van een min of meer nabij, doch verraderlijk model’ inhoudt: ‘Henri Osewoudt, naïef en behept met slachtofferkenmerken, volgt blindelings zijn opdrachtgever/model Dorbeck na, duidelijk beschreven als een bestaand personage. Dorbeck wordt eerst model en daarna ervaren als tweelingbroer. Later wordt hij gevreesd als mogelijk triomferende rivaal bij de geliefde en uiteindelijk verandert hij in een obstakel.’ Pos acht het op basis van haar onderzoek zeer aannemelijk dat Dorbeck een landverrader is, die Osewoudt vanwege de gelijkenis kon gebruiken als dubbelganger.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw