165 Vier perspectieven op De donkere kamer van Damokles Janssen (1983, p. 39-40) sluit daarbij aan. Volgens hem laat Hermans zien dat streven naar waarheid en werkelijkheid voor de mens onmogelijk en dus zinloos is: ‘De mens is niet in staat zichzelf, zijn verleden, zijn omgeving, zijn wereld te kennen. Begrippen als waarheid en werkelijkheid zijn slechts aanduidingen voor subjectieve meningen. De mens beschikt over te weinig mogelijkheden zichzelf en zijn wereld te kunnen begrijpen. Zijn streven naar het verkrijgen van een identiteit is vergeefs: ego en superego zijn niet tot een eenheid te brengen. De mens mislukt. Hij is overgeleverd aan de jungle en de chaos van het bestaan. Zekerheden kent hij niet, in zijn absolute eenzaamheid kent hij alleen de zekerheid van de dood. In deze wereld is geen plaats voor begrippen als moraal, goedheid, keuze, schuld. Er is niets anders dan de vergeefse strijd tegen de ‘waarheid’ van de anderen.’ Over de interpretatie van De donkere kamer van Damokles zijn talloze teksten verschenen, met name met het mysterie van Dorbeck als onderwerp. In de jaren na het verschijnen van de roman werd in de secundaire literatuur vooral gezocht naar een oplossing van dit mysterie. Na verloop van tijd ontstond een zekere consensus over het idee dat de onoplosbaarheid van dit probleem juist de kern van de roman uitmaakte: de historische werkelijkheid is niet kenbaar. Ook Janssen (1983) betoogt dat een antwoord op de vraag ‘Bestaat Dorbeck, de dubbelganger van de protagonist Osewoudt, nu wel of niet?’ niet te geven is. Marres (1996, p. 11) geeft aan dat de werkelijkheid niet te doorgronden is. ‘Niet kenbaar’ lijkt volgens hem te impliceren dat men in het geheel niets zou kunnen kennen, ook niet door waarneming. De vraag of Dorbeck bestaan heeft, legt hij op twee manieren uit: ‘De vraag kan betekenen: heeft er in de romanwerkelijkheid iemand bestaan die zich als Dorbeck aan Osewoudt presenteerde, en die bovendien – hier komt er enige betekenis bij – sterk op hem leek en hem opdrachten gaf? Dan is het antwoord ja. Maar de vraag kan ook betekenen: heeft er iemand bestaan wiens werkelijke naam Dorbeck was, die steeds verzetsstrijder was, die geheel en al degene is waarvoor Osewoudt hem houdt? Hier wordt de betekenis aanmerkelijk uitgebreid. Dan is het antwoord dat dit onzeker is.’ Marres (1996, p. 14) betoogt in zijn interpretatie dat Dorbeck in de eerste betekenis bestaat: ‘Zonder Dorbeck valt de eerste helft van de roman in duigen.’ Ook Bersma (1972) en Janssen (1983) geven aan dat ontkenning van zijn bestaan niet te verdedigen is. Toch ontstaat er twijfel bij de lezer, ondanks de duidelijke ‘bewijzen’ die er zijn voor zijn bestaan. Volgens Marres wordt die veroorzaakt door verschillende personen in de
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw