161 Vier perspectieven op De donkere kamer van Damokles In zijn proefschrift De literaire misleiding in De donkere kamer van Damokles betoogt Smulders (1983) dat desoriëntatie van de lezer ertoe leidt dat een interpretatie onmogelijk is en dat Hermans de lezer bewust misleidt. In paragraaf 7.5 ga ik verder in op de manier waarop dit volgens Smulders gebeurt. Marres (1996) nuanceert in zijn boek Over de interpretatie van De donkere kamer van Damokles van Willem Frederik Hermans de complete misleiding waarover Smulders spreekt. Volgens Marres is er wel sprake van desoriëntatie, maar krijgt de lezer genoeg feiten om inzicht te krijgen in de manier waarop misverstanden over de zaak Osewoudt ontstaan. Pos (2010) schrijft in haar proefschrift Dorbeck is alles! over belangrijke thema’s in het werk van Willem Frederik Hermans, in het bijzonder in De donkere kamer van Damokles en Nooit meer slapen. ‘Navolging’, ‘zondebokprocessen’ en ‘rivaliteit’, zijn belangrijke thema’s in deze studie. Ook in dit proefschrift wordt beschreven hoe Hermans de dagelijkse werkelijkheid tot een staat van chaos maakt. In 2016 verscheen de laatste grotere wetenschappelijke studie waarin De donkere kamer van Damokles een rol speelt: het proefschrift De ernst van het spel, van Rutten (2016). Dit proefschrift richt zich niet specifiek op de roman, maar op het literaire engagement van Hermans. In de beschrijving op de achterkant van het boek, staat dat Rutten ‘zich richt op de vraag hoe deze cynische modernist, die vond dat literatuur niet meer mocht zijn dan een amorele ‘persoonlijke mythologie’, tot een ethisch gemotiveerde cultuur- en maatschappijkritiek komt.’ Rutten vraagt zich af of Hermans’ maatschappijkritiek simpelweg in tegenspraak is met zijn nihilisme, of toch een ethisch principe verraadt. Wanneer Hermans gelezen wordt als een spelfilosoof in de traditie van Johan Huizinga is dat laatste volgens hem het geval. Vanuit dat perspectief bezien, ziet Hermans de wereld als een spel, waarin geen grondslag is voor ethiek of ideologie, en was hij volgens Rutten in zekere zin dus juist ethisch. Naast bovenstaande boeken verschenen ook diverse essays over De donkere kamer van Damokles, zoals Doublures binnen De donkere kamer van Bersma (1972), waarin de overeenkomsten tussen Osewoudt en zijn dubbelgangers worden besproken en waarin bewijs wordt geleverd voor de betrouwbaarheid van Osewoudts waarnemingen en daarmee het bestaan van Dorbeck. Van Hoek en Wingen (1974) schreven een essay over de verteltechniek in de roman die de lezer in een zodanige positie dwingt dat hij de kant van Osewoudt kiest. De donkere kamer van Damokles: een constructie-analyse van Kooyman (2002) bespreekt onderwerpen die door de grote vraag rondom het bestaan van Dorbeck in de kritiek onderbelicht zijn gebleven, zoals de rol van de ‘donkere kamer’ in de roman en de Damokles-mythe. Kooyman betoogt in dit essay dat de roman niet realistisch is.
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw