140 Hoofdstuk 6 op het model voor literatuurhistorisch redeneren van Bax en Mantingh leidt tot een redeneerstructuur met vijf hoofdstappen (zie Tabel 6.3). Tabel 6.3 Hoofdstappen in de redeneerstructuur bij literatuurhistorisch redeneren Stap Omschrijving 1 Vragen stellen binnen de vier benaderingen (tekst, historische context, maatschappelijke context, lezer) 2 Vragen beantwoorden binnen het eigen referentiekader 3 Bronnen gebruiken als ondersteuning bij het beantwoorden van vragen 4 Antwoorden vergelijken en indien nodig bijstellen 5 Inzichten weergeven De eerste stap in deze redeneerstructuur (het stellen van vragen door de leerling) is het startpunt van het model van literatuurhistorisch redeneren. Het SPA+ model gaat uit van een gegeven vraag of opgave, waardoor het deze stap niet bevat. Stap 2 van de redeneerstructuur staat voor de derde component in het SPA+ model (de eigen kennis) en stap 3 voor de eerste component (de data). Stap 4 en 5 van de redeneerstructuur staan voor de derde component in het SPA+ model: de verbinding tussen kennis en data die leidt tot het geven van een conclusie. Praktisch gezien kunnen leerlingen redeneren met een literaire tekst, de kennis, eigen ideeën en inzichten die zij zelf al hebben en extra kennis in de vorm van aangereikte bronnen (secundaire literatuur, contextgerichte informatie). Met dit alles moeten de leerlingen denkstappen maken die moeten leiden tot nieuwe inzichten binnen de vier benaderingen (tekstgericht, historisch, contextgericht en lezersgericht). De vier benaderingen waarbinnen de leerlingen inzichten moeten verwerven, worden als zodanig vooral in de theorie over het literatuuronderwijs gebruikt, maar hebben voor leerlingen waarschijnlijk weinig betekenis. Om het denken vanuit de vier benaderingen voor hen concreet te maken, kies ik ervoor om in de didactiek te werken met de vier perspectieven op taal, literatuur en communicatie die het Meesterschapsteam Nederlands (2021) formuleert in de adviesnota Bewuste geletterdheid in perspectief. Het gaat om het systeemperspectief, het individueel perspectief, het sociaal-cultureel perspectief en het historisch perspectief. Deze perspectieven zijn inhoudelijk gerelateerd aan de vier besproken benaderingen van het literatuuronderwijs (respectievelijk tekstgericht, lezersgericht, contextgericht en historisch), maar zijn geconcretiseerd met het oog op de onderwijspraktijk. In de adviesnota, die geschreven is met het oog op de actuele vernieuwing van de kerndoelen en eindtermen van het schoolvak, pleit het Meesterschapsteam ervoor dat het schoolvak Nederlands leerlingen kennis, vaardigheden en inzichten laat verwerven binnen deze vier perspectieven
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw