133 Een didactische aanpak voor literatuurhistorisch redeneren Anderson en Krathwohl (2001). Zij definiëren creëren als: ‘Putting elements together to form a coherent or functional whole.’ (Anderson & Krathwohl, 2001, p. 84) Leerlingen moeten bij het creëren volgens Anderson en Krathwohl een nieuw product maken door elementen of patronen mentaal te organiseren in een patroon dat er eerder niet was. Dit proces volgt doorgaans uit eerdere leerervaringen van de leerling. Het creëren is dus geen compleet vrije expressie die losstaat van de eisen van de leertaak of situatie, maar betreft het construeren van een nieuw ‘product’ vanuit bestaande kenniselementen en analyses. Deze constructievaardigheid gaat volgens Anderson en Krathwohl (2001) hand in hand met metacognitieve kennis en een hoge complexiteit van vragen. Creëren wordt samen met analyseren en evalueren gerekend tot de ‘hogere orde denkvaardigheden’ die volgens SLO (2020) appelleren aan kritisch, logisch, reflectief, metacognitief en creatief denken. Ze worden geactiveerd als leerlingen geconfronteerd worden met nieuwe, onbekende stof. Inzicht verwerven is dus een hogere vorm van leren. Maar wat houdt inzicht precies in? Van Dale (2022, p. 1922) geeft de volgende betekenissen: ‘1 eigenlijk gezicht naar binnen of binnen in iets. 2 begrip van de aard of het wezen van iets, intellectuele beheersing van een samenhang = kijk. 3 moreel besef = inkeer. 4 wijze van iets in te zien = beschouwing, overweging. 5 opvatting, mening.’ Deze variatie aan betekenissen zien we ook in theorieën over inzicht uit de (cognitieve) psychologie, filosofie en onderwijskunde. Schooler et al. (1994) verklaren het gebrek aan overeenstemming over wat inzicht is door te stellen dat een expliciete definitie te beperkend is en een algemene definitie te vaag om bruikbaar te zijn. Weisberg (1994) suggereert dat een definitie beter kan worden gegeven in de context van het proces van inzicht verwerven, waar het volgens hem afhankelijk van is. Naar dat proces wordt volgens Schooler et al. (1994) traditioneel gezien op twee nogal uiteenlopende manieren gekeken. Inzicht verwerven kan duiden op een nieuwe staat van begrip, maar ook op een ervaring: ‘the sudden emergence of an idea into conscious awareness’ (Schooler et al., 1994, p. 560). De laatste omschrijving, ook wel bekend als ‘aha-erlebnis’, is in de cognitieve psychologie de meest gangbare en wordt ook wel probleemoplossend inzicht genoemd. Bij het verwerven van een dergelijk inzicht gaan Schooler et al. (1994) uit van een ‘non solution state’ die overgaat in een ‘solution state’. Op basis van diverse theorieën over inzichtverwerving concluderen zij dat twee processen een rol spelen: het proces waarbij de leerder patronen herkent waarmee mogelijke denkrichtingen onderzocht kunnen worden, en een redeneerproces waarmee de leerder de richting van het denken bepaalt. Dit redeneren houdt in dat de leerder een route volgt naar een beter zicht op het onderwerp.
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw