127 Benaderingen van het literatuurgeschiedenisonderwijs in de praktijk tegenover: ‘Je moet niet altijd bevestiging zoeken in literatuur. Dat is te weinig.’ Drie docenten benoemen de beperkt beschikbare onderwijstijd: ‘Ik zou de literatuurlessen graag zo willen geven, maar het past niet qua tijd’ (docent 3), ‘Als ik meer tijd had, zou ik een lessenserie maken’ (docent 2) en ‘Als ik heel veel tijd had, zou ik eigenlijk alleen maar met tekstfragmenten willen werken’ (docent 6). 5.5 Discussie De resultaten van het vignettenonderzoek laten zien dat de negen bevraagde docenten alle vier de voorgelegde benaderingen herkennen, gebruiken en belangrijk vinden. Toepassing van een combinatiedidactiek in de te ontwerpen game voor literatuurgeschiedenisonderwijs lijkt daarmee verantwoord. Wanneer we de resultaten in een breder kader plaatsen, zien we dat de docentprofielen die Janssen (1998) onderscheidde in dit onderzoek minder duidelijk zichtbaar zijn. Ook de aandacht van de docenten voor de verschillende benaderingen is anders. Waar uit het onderzoek van Janssen blijkt dat 48% van de ondervraagde docenten binnen het literairhistorische, cultureel vormende profiel past, zijn in dit onderzoek juist de minste opmerkingen gemaakt binnen de cultuurhistorische benadering. De conclusie dat het vignettenonderzoek een verschuiving laat zien in de lespraktijk, zou echter te ver voeren. Daarvoor is het onderzoek met negen docenten te beperkt van opzet. Bovendien zouden individuele docentprofielen daarvoor nauwkeuriger moeten worden samengesteld. Instemming met een bepaald aspect van een benadering wijst immers niet per se op instemming met alle onderdelen van die benadering. De representativiteit van de groep docenten is een belangrijk aandachtspunt. De docenten variëren in leeftijd, sekse en leservaring, maar met negen docenten is de invloed van individuele opvattingen relatief groot, waardoor een vertekend beeld kan ontstaan. Individuele factoren kunnen ook invloed hebben op de resultaten door de gekozen analysemethode, waarin het aantal opmerkingen een indicatie is voor de aandacht die een benadering krijgt. Docenten die meer praten of langer van stof zijn, maken immers meer opmerkingen. Ook is er de invloed van de scholen die een lesprogramma voorschrijven en daarmee de docenten (deels) sturen in hun aanpak. De antwoorden van individuele docenten van dezelfde school laten weliswaar verschillen zien, maar het feit dat er maar vier scholen in het onderzoek vertegenwoordigd zijn, kan ervoor hebben gezorgd dat deze verschillen beperkt zijn gebleven. Een ander aandachtspunt is de vignettenmethode zelf. Janssen (1998) gaf al aan dat de onderwijswerkelijkheid bijzonder complex is, waardoor de gerapporteerde praktijk
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw