Renate van Keulen

126 Hoofdstuk 5 beleving, historische context of maatschappelijke context waarbij een relatie wordt gelegd met de inhoud van de tekst. Op basis van de resultaten kan als antwoord op deelvraag 2 worden geformuleerd dat de bevraagde docenten aan alle benaderingen belang hechten en alle benaderingen terug laten komen in hun lespraktijk. De antwoorden op de twee deelvragen laten zien dat de op basis van het literatuuronderzoek getrokken conclusie over de wenselijkheid van het hanteren van een combinatiedidactische benadering in het literatuurgeschiedenisonderwijs voldoende aansluit bij de onderwijspraktijk om dit principe voor het game-ontwerp te hanteren. Meer concreet betekent dit dat in de te ontwerpen game voor het literatuurgeschiedenisonderwijs de historische, tekstgerichte, contextgerichte en lezersgerichte benadering zullen worden gecombineerd. Hoewel het vignettenonderzoek zich richt op het basisprincipe van de te ontwerpen game, heb ik de opmerkingen van de docenten ook gerelateerd aan de overige zes inhoudelijk-didactische uitgangspunten. Dit leverde een aantal interessante aanvullende aanwijzingen op voor het ontwerp. Zo sluit de conclusie dat de docenten kiezen voor de tekst als middelpunt van de literatuurles aan bij de keuze om een game te ontwerpen rondom een canonieke tekst. Ook voor het uitgangspunt dat binnen de opdrachten het leggen van verbanden tussen de tekst enerzijds en de historische context, de maatschappelijke context en het persoonlijke wereldbeeld anderzijds een rol moet spelen, is in de opmerkingen van de docenten steun te vinden. Het leggen van verbanden wordt door meerdere docenten als doel genoemd bij opdrachten en acht docenten hebben het minstens één keer over de verbinding tussen de oudere tekst en het heden. Naar het werken met kerninzichten wordt door docenten impliciet verwezen: ‘Als hij probeert naar de diepere laag te komen van de betekenis zie je inzicht en nadenken’ (docent 3) of ‘Wat zegt dit over jou? Over wat boeken voor jou moeten betekenen?’ (docent 7). Dat geldt ook voor het aanleren van overkoepelende vaardigheden: ‘Er is ook zo’n methode die heet De Hamvraag’ (docent 5), ‘Vanaf klas vier: hoe lees je een boek, wat kun je eruit halen, hoe hangt alles samen’ (docent 8) en ‘Versleer is een instrument om te dwingen goed naar een gedicht te kijken’ (docent 7). Ook aan de meer praktische problemen waarvoor een game een oplossing moet bieden, wordt in de groepsgesprekken door de docenten gerefereerd. Twee docenten benoemen het probleem van een geringe literaire competentie bij leerlingen. Docent 2 zegt: ‘Leerlingen blijven hangen in gebeurtenissen en kunnen niet door de tekst heen kijken.’ Docent 6 geeft aan dat leerlingen het moeilijk vinden om boeken te lezen die wat verder van hun belevingswereld liggen en liever kiezen voor wat ze al kennen. Daar stelt hij

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw