125 Benaderingen van het literatuurgeschiedenisonderwijs in de praktijk terwijl het relateren van teksten aan andere literaire uitingen uit dezelfde tijd of aan opvattingen van auteurs ook gezien kan worden als een vorm van contextualiseren (Bax & Mantingh, 2019). De meeste opmerkingen vallen binnen de tekstgerichte benadering. Daarbij moet worden opgemerkt dat de variatie in doelen groot is en het begrip ‘tekstgericht’ erg breed wordt opgevat (betekenis, vorm, literaire begrippen). We kunnen echter wel concluderen dat de bevraagde docenten kiezen voor de tekst als middelpunt van de literatuurlessen. Binnen de contextgerichte en de lezersgerichte benadering zijn ongeveer evenveel opmerkingen gemaakt. Ze zijn voor dit onderzoek losgekoppeld van de tekst, maar zijn er in feite nauw mee verbonden. Het gaat in de opmerkingen over de lezer om de beleving en waardering van teksten. Bij de opmerkingen over de context gaat het er voornamelijk om uit het verhaal elementen te halen die ook nu nog relevant zijn. Op die manier hangen lezer en context altijd met de tekst samen. De volgende opmerking illustreert deze verwevenheid: ‘Het voorstellen in welke tijd het boek geschreven is en wat de schrijver daar toen mee bedoeld heeft. En dat ze zich daarin kunnen verplaatsen. En dat ze van daaruit ook de betekenis aan het verhaal kunnen toekennen’ (docent 2). Ook voor het beantwoorden van deelvraag 2 (‘In hoeverre worden de in de theorie onderscheiden benaderingen gecombineerd in de lespraktijk’) zijn de opmerkingen zowel cijfermatig als inhoudelijk geanalyseerd. In de opmerkingen van de docenten lijkt gezien de verdeling de belangrijkste focus te liggen op de tekst en krijgt de historische benadering de minste aandacht. Individueel maken de bevraagde docenten allemaal minstens één opmerking binnen alle vier de categorieën met het label ‘doet dit zelf’. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat in de lespraktijk van de negen docenten alle benaderingen een rol spelen. De docenten hebben gezien het aantal gemaakte opmerkingen en de inhoud ervan wel persoonlijke voorkeuren in hun keuze voor de benadering van het literatuurgeschiedenisonderwijs. Tegelijkertijd zien we aan de inhoud van de opmerkingen die docenten maken buiten hun ‘voorkeursbenadering’ dat zij ook aan de andere benaderingen waarde hechten. Hoewel sommige docenten wel uitgesproken meningen geven over de manier waarop bepaalde onderdelen moeten worden toegepast, laten zij geen negatieve attitude zien ten opzichte van (een van) de benaderingen. Dit wordt geïllustreerd door het zeer geringe aantal opmerkingen in de categorie ‘herkenning-negatief’ (2). De resultaten laten een duidelijke verwevenheid zien tussen de benaderingen. Dit komt tot uitdrukking in de opmerkingen waarbij verschillende benaderingen expliciet door elkaar zijn genoemd, maar ook in opmerkingen met betrekking tot persoonlijke
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw