Renate van Keulen

122 Hoofdstuk 5 Sommige docenten richten zich op vormaspecten: ‘Zo’n gedicht wordt echt gefileerd, met een stuk of vier subvragen over rijmschema en vorm’ (docent 7) of ‘Het gaat ook om de lengte van de zin, het gebruik van bijvoeglijke naamwoorden’ (docent 6). Contextgerichte benadering De contextgerichte benadering wordt door alle docenten genoemd in relatie tot de eigen lespraktijk. Docent 7 maakte over deze benadering meer opmerkingen dan over de andere benaderingen. Bij vier andere docenten komt deze benadering op de tweede plaats. Opvallend is dat de negen docenten in hun opmerkingen allemaal en meestal meer dan eens spreken over de verbinding tussen oudere teksten en het heden. Docent 1 zegt bijvoorbeeld: ‘Een historisch werk moet ook nu nog zeggingskracht hebben.’ Docent 2 zegt: ‘Ik probeer zoveel mogelijk de dingen in het hier en nu te trekken.’ De andere docenten sluiten hierbij aan met opmerkingen als ‘Ik zou leerlingen willen laten zien dat wat wij nu normaal vinden, een heel andere oorsprong heeft’ (docent 3), ‘Nadenken over: wat was er in die tijd en wat betekende dat dan bijvoorbeeld voor Jeroen?’ (docent 4) of ‘Beschrijf eens hoe een les van mij er in die tijd zou hebben uitgezien’ (docent 5). Docent 6 zegt: ‘Actualiseren, maar ook andersom: oog krijgen voor dingen waarmee ze niet meer vertrouwd zijn’ en docent 7 merkt op: ‘Met de context kan je de universaliteit aantonen: wat was hetzelfde en wat was anders?’ Ook docent 8 (‘Leg dan de link met de actualiteit: waarom is het nog altijd relevant om dit boek te lezen?’) en docent 9 (‘Je kunt een goede link leggen naar een televisieprogramma van nu bijvoorbeeld’) laten zien dat zij dit een belangrijk doel vinden. Andere opmerkingen gaan over de rol die het literaire werk heeft als het gaat om leren van de context: ‘Nadenken over de cultuur van Nederland, die zijn weerslag krijgt in de boeken’ (docent 1) of ‘Ze vertellen iets over de tijdgeest’ (docent 8). Andersom zien we opmerkingen als: ‘Dat ze zich kunnen verplaatsen en van daaruit betekenis aan het verhaal kunnen toekennen’ (docent 3) en ‘Die koppeling met de context maakt dat het gaat leven en dat maakt het interessant’ (docent 7). Lezersgerichte benadering Twee docenten benadrukken de lezersgerichte benadering vaker dan de andere benaderingen. Bij drie andere docenten komt deze benadering op de tweede plaats. De overige docenten benadrukken deze benadering minder vaak dan de andere drie benaderingen, maar laten in hun opmerkingen wel zien ook oog te hebben voor de lezer. Docent 3 zegt bijvoorbeeld: ‘Normaal focus ik meer op de leesbeleving van kinderen en waar de spanning uit voorkomt’ en docent 9 geeft leerlingen de opdracht om hun mening te geven naast de onderdelen waarbij ze informatie van internet halen.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw