121 Benaderingen van het literatuurgeschiedenisonderwijs in de praktijk zien dat er vaak wordt gesproken over een historische aanpak als basis: ‘Zonder historische achtergrond verliezen werken hun waarde’ (docent 2) en ‘Je moet de achtergrondinformatie erbij geven’ (docent 4). Meer expliciet benoemen sommige docenten het belang van literatuurgeschiedenis met betrekking tot een bepaald werk: ‘Dan kan je de koppeling met het realisme leggen’ (docent 5) en ‘Hier wordt geen koppeling gemaakt met Hermans, de auteur en biografie’ (docent 6). Een aantal opmerkingen betreft de historische aanpak met als doel een algemeen beeld te geven van de literatuurgeschiedenis: ‘Ik wil dat ze een lijn zien, van wat gebeurt er nou in die literatuur’ (docent 2) en ‘Het is puur om elkaar te informeren over de literatuurgeschiedenis’ (docent 4). Docent 3 constateert dat ‘leerlingen niet bezig zijn met het tijdsbeeld of geschiedenis stom vinden’ en vindt literatuurgeschiedenis daarom belangrijk. Tekstgerichte benadering De tekstgerichte benadering wordt door de bevraagde docenten het vaakst genoemd. Bij vijf van de negen docenten is deze benadering dominant. Ook de andere vier docenten laten blijken dat ze aandacht hebben voor de tekst zelf. Docent 1 zegt: ‘Ik wil meer aan de oppervlakte krijgen over de tekst in hogere leerjaren’ en docent 2 zegt: ‘Ik wil dat je leest en begrijpt, het hoe en waarom.’ Ook docent 5 heeft aandacht voor de tekst, maar wel in combinatie met beleving: ‘Op basis van begrippen een zinnig gesprek voeren en dan werken naar interpretatie en beleving.’ Docent 7 maakt een opmerking over versleer en noemt dit ‘een instrument om goed naar een gedicht te kijken.’ De inhoud van de opmerkingen over de tekstgerichte benadering varieert. In verschillende opmerkingen wordt de nadruk gelegd op betekenis en diepgang: ‘Dat je met de hele klas kan achterhalen wat de betekenis is van zo’n verhaal’ (docent 4) of ‘Leerlingen moeten lijnen zien, rode draden benoemen, uit zichzelf op diepere lagen ingaan’ (docent 3). Daarbij constateert docent 2: ‘Leerlingen blijven nu vaak hangen bij de tekst, de gebeurtenissen.’ Dit geeft aan dat deze docent kennelijk streeft naar meer diepgang bij de leerlingen bij het omgaan met literatuur. Verschillende docenten noemen ook de literaire begrippen die ze leerlingen aanreiken om de tekst te begrijpen en te analyseren: ‘Zelf koppel ik het met literaire analyse: motief, personage, vertelperspectief’ (docent 8), ‘Leerlingen moeten waardering verbinden aan literaire argumenten’ (docent 3) en ‘Bij ons is het wat meer gestuurd: van wat vind je van de personages, verhaallijn, taalgebruik’ (docent 4). Ook leggen docenten nadruk op wat literair is. Zij vinden oog voor de esthetische waarde van teksten belangrijk: ‘Stijl vind ik belangrijk; we zijn wel bezig met taalkunst’ (docent 6) en ‘Het is wel de waardering van een kunstvorm’ (docent 8).
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw