Renate van Keulen

118 Hoofdstuk 5 is: er gebeurde niks of er gebeurde wel iets, daar blijven ze een beetje op hangen, maar als je hen die informatie geeft.’ Op basis van de context is deze opmerking ingedeeld in zowel de categorie ‘historisch’ (het betreft hier het geven van cultuurhistorische achtergrond bij een tekst), als de categorie ‘tekstgericht’ (omdat het gaat om tekstbegrip en interpretatie). In totaal gaat het om 18 gecombineerde opmerkingen die twee categorieën omvatten. Deze opmerkingen zijn twee keer gecodeerd naar de aard van de opmerking volgens de systematiek in Tabel 5.5, omdat ze niet vanzelfsprekend dezelfde code krijgen per categorie. De voorbeeldopmerking hierboven kreeg bij de categorie ‘historisch’ bijvoorbeeld het label ‘doet dit zelf’ (gebaseerd op verdere toelichting van de docent) en bij de categorie ‘tekstgericht’ het label ‘constatering’. Bij de analyse van de resultaten zijn ‘dubbele’ opmerkingen behandeld als twee afzonderlijke opmerkingen. Dit is gezien het doel van dit onderzoek een verantwoorde keuze, omdat de docent weliswaar voor één formulering kiest, maar wel refereert aan twee verschillende benaderingen. Om de betrouwbaarheid van de analyse te bepalen is een gedeelte van de opmerkingen van school A behalve door mij als onderzoeker ook geanalyseerd door een tweede beoordelaar volgens de categorieën in Tabel 5.4 en Tabel 5.5. Het gaat om 62 opmerkingen (17,5% van het totaal van de vier scholen). Bij vergelijking bleek slechts één opmerking door de beoordelaars verschillend te zijn gecategoriseerd volgens Tabel 5.4. De toegekende labels (Tabel 5.5) kwamen allemaal overeen, waaruit ik concludeer dat het gehanteerde analyse-instrument en de codering bruikbaar zijn voor dit onderzoek. 5.3 Resultaten Om een antwoord te kunnen geven op de deelvragen (‘In hoeverre worden de in de literatuur onderscheiden benaderingen door de docenten herkend en in de praktijk gebracht?’ en ‘In hoeverre worden de in de literatuur onderscheiden benaderingen in de lespraktijk van de bevraagde docenten gecombineerd?’) rapporteer ik in paragraaf 5.3.1 eerst hoeveel aandacht de benaderingen krijgen in de opmerkingen van de bevraagde docenten. Het aantal opmerkingen dat betrekking heeft op een benadering, gebruik ik als indicator voor de hoeveelheid aandacht die deze benadering krijgt. Vervolgens bespreek ik, eveneens in paragraaf 5.3.1, de opmerkingen met de labels ‘doet dit zelf’ en ‘constatering’ apart, omdat deze directe informatie geven over de lespraktijk. In paragraaf 5.3.2 bespreek ik de resultaten die informatie geven over de visie van de docenten met betrekking tot de in de literatuur onderscheiden benaderingen.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw