Renate van Keulen

111 Benaderingen van het literatuurgeschiedenisonderwijs in de praktijk et al. (2010) bovendien voor dat mensen gaan nadenken over zaken die ze normaal vanzelfsprekend vinden en waar ze bij een onderzoek met interviews of vragenlijsten niet op zouden komen. Inhoudsvaliditeit, de tweede voorwaarde, houdt in dat de vignetten zo zijn samengesteld dat ze een reactie oproepen op de gewenste elementen en niet op randverschijnselen (Hughes & Huby, 2004; Jenkins et al., 2010). In dit geval wordt onderzocht in hoeverre deelnemende docenten de in de literatuur onderscheiden benaderingen herkennen en in praktijk brengen. Een voorwaarde is dan ook dat de vignetten elementen bevatten van alle vier de onderscheiden benaderingen. De vignetten werden samengesteld door een werkgroep bestaande uit mijzelf als onderzoeker en twee collega’s uit de bovenbouw van het vwo van het Van Maerlantlyceum in Eindhoven. Op basis van de gangbare les- en toetspraktijk op het gebied van literatuurgeschiedenisonderwijs op het Van Maerlantlyceum ontwierp de werkgroep vier vignetten: vignet 1 met een literair gesprek tussen een van de docenten uit de werkgroep en een leerling op een mondeling examen literatuur; vignet 2 met vragen uit een schriftelijke literatuurtoets die in het schooljaar 2017-2018 in vwo-5 was afgenomen; vignet 3 met een situatie uit de lespraktijk van een van de docenten uit de werkgroep waarbij leerlingen met de docent in gesprek gaan over vragen bij een literatuuropdracht; vignet 4 met een fragment uit een leesverslag uit het schooljaar 2016-2017 van een van mijn eigen leerlingen uit vwo-5. Ieder vignet wordt ingeleid met achtergrondinformatie, op basis waarvan de deelnemers aan het onderzoek de beschreven situatie kunnen duiden. Tabel 5.1 bevat voor ieder vignet een overzicht met de geschetste situatie, de gegeven achtergrondinformatie en de in het vignet aanwezige benadering.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw