107 Benaderingen van het literatuurgeschiedenisonderwijs in de praktijk krijgen aangeboden (Janssen, 1998; Witte et al., 2017). Het theoretisch onderzoek naar benaderingen van het literatuurgeschiedenisonderwijs dat in hoofdstuk 4 is beschreven, bevestigt dit beeld. Hoewel de benadering van het literatuuronderwijs in de vakdidactische literatuur veel aandacht krijgt, is empirisch onderzoek naar het feitelijk handelen van docenten in de dagelijkse onderwijspraktijk schaars. Belangrijke inzichten leverde het onderzoek van Janssen (1998) dat de vorm, de doelstellingen en de leeropbrengsten van het literatuuronderwijs voor de invoering van de Tweede Fase in kaart bracht. Een van de onderzoeksvragen was of de in de retoriek van het literatuuronderwijs onderscheiden benaderingen ook in de lespraktijk zichtbaar zijn. Janssen laat zien dat er vier profielen van docenten kunnen worden onderscheiden die corresponderen met de benaderingen van literatuuronderwijs. Die benaderingen blijken in de periode van het onderzoek dus niet alleen in de vakdidactische literatuur, maar ook in de onderwijspraktijk zichtbaar te zijn. Opvallend is dat 48% van de ondervraagde docenten past binnen het literair-historische, cultureel vormende profiel. Dit sluit volgens Janssen niet aan bij de vakdidactische literatuur in die periode, waarin het zwaartepunt eerder op de lezersgerichte benadering ligt. Janssen maakt de kanttekening dat docenten zich in de praktijk niet op één type benadering vastleggen en dat de onderwijswerkelijkheid bijzonder complex is. Docenten vinden het volgens Janssen bovendien lastig om hun onderwijswerkelijkheid, doelen en resultaten te expliciteren, waardoor hun gerapporteerde praktijk kan afwijken van hun reële lespraktijk. In haar onderzoek gebruikt Janssen het communicatiemodel van Jakobson (1960) om de in de literatuur aangetroffen benaderingen te categoriseren. De vier hoofdcomponenten uit dit model (auteur, tekst, lezer en context) vormen de basis voor haar indeling van benaderingen. In een latere publicatie presenteert Janssen (2002) onderstaande typologie van benaderingen van literatuuronderwijs. De omschrijving en gehanteerde termen sluiten aan bij de theorie die in hoofdstuk 4 is besproken. Bij het ontwerpen van een analysemodel voor de onderzoeksresultaten van dit vignettenonderzoek gebruik ik daarom de typologie die Janssen (2002) presenteert. Historische benadering Bij de historische benadering is cultuuroverdracht of culturele vorming het belangrijkste doel. De docent draagt vooral kennis over. Deze benadering wordt gekenmerkt door een accent op de literaire canon en op biografische, literair-historische en cultuurhistorische informatie. Teksten dienen vooral ter illustratie van de literatuurgeschiedenis en worden in chronologische volgorde aangeboden.
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw