Laura Spinnewijn

141 Nederlandse samenvatting (Dutch summary) leidt tot meer reflectie bij aios, mogelijk als gevolg van onvoldoende begeleiding van deze reflectie door mentoren. Vervolgens wordt de tweede onderzoeksvraag beantwoord, die draait om de factoren die van invloed zijn op het toepassen van SDM door artsen. Hoofdstuk 4 benadrukt de aanzienlijke invloed van de artsencultuur, gekenmerkt door een sterke nadruk op medisch bewijs en de gewoonte van artsen om patiënt voorkeuren in te vullen, in plaats van patiënten ernaar te vragen. Hoofdstuk 5 belicht hoe de ervaren complexiteit van SDM leidt tot een mogelijk verminderde werktevredenheid onder artsen. Hoofdstuk 6 onderstreept de invloed van cognitieve dissonantie, voortkomend uit tegenstrijdigheden tussen de huidige praktijk en SDM. Het beantwoorden van de onderzoeksvragen benadrukt de noodzaak om tot een meer alomvattende aanpak voor de implementatie van SDM te komen. In het kritische reflectiegedeelte worden vier prominente thema’s uit de onderzoeksresultaten nader onderzocht. Het eerste thema bevestigt de waarde van SDM-training, maar benadrukt dat training niet als een universele oplossing mag worden beschouwd. Ervaringen op de werkplek en het ‘verborgen curriculum’ spelen minstens een even belangrijke rol. De leercyclus van Kolb biedt een allesomvattend raamwerk om SDM-training te verbeteren, met nadruk op het belang van voortdurende reflectie op praktijkervaringen. Het tweede thema behandelt reductionisme als een nuttig fenomeen binnen de geneeskunde, maar waarschuwt tegen een al te simplistische benadering van SDM. SDM moet worden gezien als een deugdelijk professionele waarde en niet louter als een procedurele checklist. Het derde thema benadrukt de complexiteit van ‘goed werk’ in de gezondheidszorg, waarbij de morele en subjectieve aard ervan wordt erkend. Hoogwaardige SDM bestaat erin patiëntenzorg te individualiseren op basis van de unieke kenmerken en omstandigheden van elke patiënt. Het vierde en laatste thema onderzoekt of SDM kan worden beschouwd als een ‘briljante mislukking’. Hierbij wordt de concurrentie met evidence-based geneeskunde in een cultuur die de nadruk legt op meetbaar bewijs erkend. De beschreven thema’s, met hun intrinsieke uitdagingen, bieden waardevolle inzichten voor toekomstige implementatiepogingen van SDM. Hoofdstuk 7 sluit af met aanbevelingen voor de praktijk en toekomstig onderzoek, waarbij wordt benadrukt hoe belangrijk het is om de complexiteit van SDM te omarmen. Toekomstig onderzoek zou moeten streven naar een transdisciplinaire benadering, met betrokkenheid van disciplines zoals psychologie, sociologie, antropologie en veranderings- en onderwijstheorieën om gedragsverandering en implementatie effectiever aan te pakken. A

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw