Arnold Huurnink

Appendices A 138 Samenvatting (Summary) Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het verbeteren van het testen van de één-beenstand (SLS) balansprestatie en de basis leggen voor praktische toepassingen in de sport. Er is behoefte om de kloof tussen laboratoriumtesten en implementatie in de sportpraktijk te dichten. Hoofdstuk 1 , de algemene inleiding, besprak de relatie van krachtenplatformmetingen van balanstesten met sportprestaties en blessures. De twee- beenstand test heeft een beperkte gevoeligheid om verschillen tussen groepen gezonde individuen op te sporen, terwijl de SLS-test onderscheid kan maken tussen atleten die op verschillende niveaus sporten. Daarnaast leiden vermoeidheid en blessures, zoals enkelverzwikkingen, voorste kruisbandletsels (ACL) en hersenschuddingen, tot een verminderde prestatie op de SLS-test. Bovendien is een verminderde SLS-prestatie ook geassocieerd met het risico op het krijgen van een enkelverzwikking. Uit de literatuur bleek tevens dat het kwantificeren van de balansprestaties niet eenvoudig is. Krachtenplatformmetingen worden in de meeste onderzoeken gebruikt, maar de krachtsignalen werden op verschillende manieren verwerkt. De gemiddelde snelheid van het drukcentrum (COPspeed) was één van de meest betrouwbare en gevoelige maten om abnormale prestaties te detecteren. De gemiddelde grootte van de horizontale grondreactiekracht genormaliseerd naar lichaamsgewicht (HGRF) lijkt echter ook een goede maat te zijn. In Hoofdstuk 2 werd het effect van beenvoorkeur op SLS-prestaties onderzocht bij hockeyers die speelden op competitief niveau. We analyseerden verschillende methoden om het voorkeursbeen te bepalen. De deelnemers werden gevraagd om de volgende taken met één been uit te voeren: op een houten box stappen, zo hoog mogelijk hoppen, een bal op doel schoppen, balanceren op een wiebelbord en met de tenen knikkers oppakken om in een beker te doen. Het been dat werd gekozen om de taak uit te voeren werd beschouwd als het voorkeursbeen. Er werd gevonden dat het voorkeursbeen afhankelijk was van de toegepaste beenvoorkeurstaak, dus ‘het’ voorkeursbeen bestaat niet. Verder, ongeacht de taak die werd gebruikt om de beenvoorkeur te bepalen, was er geen significant effect van beenvoorkeur op de SLS-prestaties. Vanwege een relatief kleine steekproefgrootte kunnen we het bestaan van een effect niet uitsluiten, maar betrouwbaarheidsintervallen laten op zijn hoogst een klein effect zien. De beenvoorkeur lijkt dus contextafhankelijk en we konden geen relevante effecten aantonen op de prestatie van de SLS-test. In Hoofdstuk3 werdde SLS-prestaties vanveldhockeyers die inde afgelopen zesmaanden een enkelverzwikking hadden opgelopen (en reeds hersteld waren) vergeleken met die van een niet geblesseerde controle groep. Er was geen verschil tussen de groepen op basis van gemiddelde COPspeed, HGRF en gemiddelde hoeksnelheden van de enkel en heup. Daarnaast is een clusteranalyse uitgevoerd omeen ​groep sporters met verminderde

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw