Stefan Elbers

231 Samenvatting • In welke mate variëren de generieke zelfmanagement interventies in opzet en in gebruikte gedragsveranderingstechnieken om zelfmanagement te ondersteunen? • In welke mate ondersteunt co-design de totstandkoming van een terugval preventie interventie op basis van de inzichten en ervaringen van belanghebbenden? • Hoe evalueren patiënten en gezondheidszorgprofessionals het huidige werkboek prototype in de context van pijnrevalidatie met betrekking tot toepasbaarheid en acceptatie? • Hoe kan de effectiviteit van de digitale applicatie ‘AGRIPPA’ geëvalueerd worden in termen van kosteneffectiviteit? • Hoe kan er inzicht verkregen worden in de betrokkenheid en gebruiksvriendelijkheid van patiënten die de AGRIPPA applicatie hebben ontvangen? Deel 2 start met een systematisch literatuuronderzoek en meta-analyse naar generieke zelfmanagement interventies voor patiënten met chronische musculoskeletale pijn (hoofdstuk 4). Generieke zelfmanagement interventies bieden patiënten scholing om te leren omgaan met de impact van chronische pijn op hun dagelijks leven. Deze aanpak is interessant in de context van terugval preventie en zou elementen kunnen bevatten die van toegevoegde waarde zijn binnen IMP programma’s. Het doel van deze studie was om de effectiviteit van generieke zelfmanagement programma’s ten opzichte van controle groepen inkaart te brengenmet betrekking tot fysiek functioneren,eigeneffectiviteit,pijn intensiteit en fysieke activiteit. Er zijn 20 artikelen gevonden waarin de uitkomsten van generieke zelfmanagement programma’s binnen gerandomiseerd onderzoek met controlegroep stonden beschreven. Voor iedere relevante uitkomstmaat per studie zijn bij zowel de nameting als de follow-up meting verschilscores berekend tussen de zelfmanagement groep en de controlegroep. Daarnaast zijn de resultaten per uitkomstmaat gepoold, mits er sprake was van voldoende methodologische en statistische overeenkomsten tussen de studies. Bij fysiek functioneren en pijn intensiteit was er bij de postmeting een statistisch significant, maar klinisch niet relevant effect ten gunste van de zelfmanagement groep ten opzichte van de controlegroep. Analyse van de follow-up metingen toonde een statistisch significant effect maar klinisch niet relevant effect voor eigen effectiviteit, ten gunste van de zelfmanagement groep. De overige vergelijkende analyses waren niet statistisch significant. In lijn met de uitkomsten van hoofdstuk 2 was er ook in deze set van studies sprake van substantiële variatie in de opzet van de zelfmanagementprogramma’s. Dit was in het bijzonder het geval bij de gerapporteerde gedragsveranderingstechnieken die in de programma’s waren verweven. Hieruit blijkt dat er verschillend gedacht wordt over hoe zelfmanagement het beste kan worden ondersteund in dit soort programma’s. Hoofdstuk 5 bevat de beschrijving en systematische evaluatie van een co-design project om een terugval preventie interventie te ontwikkelen voor patiënten die een IMP programma

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0