Marcel Slockers

121 Samenvatting baan of dagbesteding te geven en hun te begeleiden met hun drugs en alcohol verslaving. De belangrijkste uitkomstmaat is de berekende sterfte ratio met Poisson regressie. De verschillen in sterfte tussen de periodes 2001-2005 versus 2006-2010 werden beoordeeld. In een gevoeligheidsanalyse werden de verschillen tussen alternatieve periodes geanaly - seerd. Het cohort van dak- en thuisloze volwassenen in 2001 bestond uit 1870 mannen en 260 vrouwen, met een gemiddelde leeftijd van 40,3 jaar. Tijdens het 10-jaar follow-up overleden er 265 personen (232 mannen en 33 vrouwen). Gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht, werd geen significant verschil in sterfte tussen de periodes 2001-2005 en 2006-2010 (p = 0,9683) gevonden. Een andere splitsing in perioden veranderde de resultaten niet. Vijf jaar na het invoeren van het Plan van Maatschappelijk Opvang verbeterde de leefom - standigheden van dak- en thuislozen, maar liet het sterftecijfer van dit dak- en thuisloze cohort ongewijzigd. Mogelijk had dit te maken met een onvoldoende bereik van het programma. Betere huisvesting en dagbesteding vermindert de schade door dakloosheid niet op korte termijn. Aandacht voor de preventie van dakloosheid blijkt nodig. In hoofdstuk 5 proberen we inzicht te krijgen in de oversterfte van Rotterdamse dak- en thuislozen naar doodsoorzaak en in veranderingen in deze sterfte na invoering van sociale beleidsmaatregelen in Rotterdam in 2006.Dit doen we in een ongecontroleerde voor-na studie. We includeerden dak- en thuisloze volwassenen die de Rotterdamse opvang bezochten in 2001 en volgden hen gedurende 10 jaar (2001-2010). Vervolgens koppelden we de gegevens van dit cohort aan de sterftegegevens van het CBS. Voor de hele studiepe - riode berekenden we het aandeel van specifieke doodsoorzaken in de totale sterfte. Met de ‘standardised mortality ratio’ (SMR) vergeleken we de sterfte in het dak- en thuislozenco - hort in deze periode met de sterftecijfers van de algemene Rotterdamse bevolking. Om de sterfte van dak- en thuislozen naar doodsoorzaak in de periode vóór invoering van sociale beleidsmaatregelen (2001-2005) en daarna (2006-2010) te kunnen vergelijken werd de hazardratio (HR) berekend. Het cohort bestond uit 2130 dak- en thuislozen met een gemiddelde leeftijd van 40,3 jaar. De belangrijkste doodsoorzaken waren niet-natuurlijke dood (26%; 95%-BI: 21-32), cardiovasculaire ziekten (22%; 17-27) en kanker (17%; 13-22). Suïcide en moord waren samen verantwoordelijk voor 50% van de niet-natuurlijke overlijdens. De grootste sterfte - verschillen met de Rotterdamse populatie werden gezien voor niet-natuurlijke dood (SMR: 14,8; 95%-BI: 11,5-18,7), infectieziekten (SMR: 10,0; 5,2-17,5) en psychiatrische aandoe - ningen (SMR: 7,7; 4,0-13,5). Sterfte door suïcide of moord verschilde significant tussen de twee studieperioden (HR: 0,45; 0,20-0,98). Als conclusie kunnen we stellen dat het

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0