Marcel Slockers
103 Discussie en conclusie 2. Wat zijn de beperkingen van dit onderzoek en wat is niet onderzocht? Sterftedata: Dak- en thuislozen vormen een moeilijk te onderzoeken groep; een officieel postadres is vaak niet aanwezig, het telefoonnummer en de verblijfplaats muteert vaak, en het contact via internet is over het algemeen slecht. Toch hebben we in ons sterfteonderzoek een zeer groot deel van de in 2001 geïdentificeerde dak- en thuislozen gedurende 10 jaar kunnen volgen. Bij het sterfteonderzoek werden niet alleen dak- en thuislozen in de opvang van gemeentelijke diensten geïncludeerd, maar ook dak- en thuislozen in de opvang van andere hulpverlenende en kerkelijke organisaties. Ook is er veel gebruik gemaakt van veldwerkers die mensen op straat opspoorden. Maar sommige groepen met mogelijk nog hogere sterfterisico’s dan de door ons gevolgde dak- en thuislozen, zoals illegalen en verslaafde prostituees, zijn ondanks alle inspanningen toch niet bereikt. Hiernaast heeft een deel van de dak- en thuislozen uit 2001 mogelijk huisvesting – en daarmee lagere sterftekansen - gekregen in de bestudeerde periode. De door ons gerapporteerde oversterfte is daarom mogelijk nog een onderschatting van de situatie in Rotterdam in de periode 2001-2010. Wij konden ons dak- en thuislozencohort op individueel niveau koppelen aan de doodsoor - zakenregistratie van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), waarin in de bestudeerde periode geen grote veranderingen hebben plaatsgevonden en waarin de niet-natuurlijke oorzaken worden vastgelegd op grond van bevindingen van forensisch artsen. Doodsoor - zaakpatronen bij Rotterdamse dak- en thuislozen en mogelijke veranderingen hierin worden daarom door onze studie goed in beeld gebracht. Wel hadden we de beperking van een relatief kleine omvang van ons dak- en thuislozencohort, waardoor het niet was toegestaan om nadere analyses uit te voeren rond doodsoorzaken met kleine aantallen sterfgevallen. Hierdoor hebben we bijvoorbeeld niet kunnen kijken naar de afzonderlijke bijdragen van respectievelijk zelfmoord en moord aan de gerapporteerde daling van niet-natuurlijke dood na invoering van het Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang. De door ons gevonden sterfte, levensverwachting en doodsoorzaakpatronen gelden voor legale dak- en thuislozen in Rotterdam en de resultaten kunnen vanwege mogelijke verschillen in dak- en thuislozenpopulaties niet zonder meer gegeneraliseerd worden naar alle legale dak- en thuislozen in Nederland. De andere sociale setting in andere landen, door bijvoorbeeld ander beleid ten opzichte van alcohol en drugs en andere zorgstelsels, maakt generaliseerbaarheid naar het buitenland moeilijk. Maar onze resultaten zijn mogelijk wel redelijk vergelijkbaar met de sterfte van dak- en thuislozen in de andere drie grote steden in Nederland. In het rapport Monitor Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang 2012 wordt
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0