Marcel Slockers

68 Hoofdstuk 5 Doel: Inzicht krijgen in de sterfte van daklozen naar doodsoorzaak. Veranderingen in sterfte bij daklozen na invoering van sociale beleidsmaatregelen in 2006. Opzet: Ongecontroleerde voor en na studie met 10 jaar follow up. Methode: Dakloze volwassenen (18+) die de opvang bezochten in 2001 werden geïn - cludeerd in een tien jaar follow up studie (2001-2010). Gegevens van dit cohort werden gekoppeld aan sterftedata van het CBS. Voor de hele studieperiode werd het aandeel van specifieke doodsoorzaken in de totale sterfte berekend. Met behulp van Standardized Mortality Ratios werd de sterfte in het daklozencohort in deze periode vergeleken met de sterftecijfers van de algemene Rotterdamse bevolking. Om de sterfte van daklozen naar doodsoorzaak in de periode na (2006-2010) resp. voor (2001-2005) invoering van sociale beleidsmaatregelen te vergelijken werden Hazard Ratios berekend, gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht. Resultaten: Het cohort bestond uit 2130 daklozen met een gemiddelde leeftijd van 40,3 jaar. Niet natuurlijke dood (26%, CI CI 21-32%), cardiovasculaire ziekten (22%, CI 17-22%) en kanker (17%, CI 13-22%) waren de belangrijkste doodsoorzaken. Suïcides en moorden veroorzaakten samen 50% van de niet natuurlijke doden. Onder daklozen vonden wij oversterfte bij alle doodsoorzaken De grootste sterfteverschillen met de Rotterdamse populatie werden gezien bij niet natuurlijke dood (SMR 14,8, CI 11,5-18,7), infectieziek - ten (SMR 10,0, CI 5,2-17.5) en psychiatrische aandoeningen (SMR 7,7, CI 4,0-1,5). Sterfte als gevolg van suïcide en moord verschilde significant tussen de twee studie perioden (HR 0,45, CI 0,20-0,97). Conclusies: Het voorkomen van niet natuurlijke doden moet een van de speerpunten zijn in het daklozenbeleid . Het verbeteren van leefomstandigheden zoals huisvesting, dag - besteding en aanbieden van verslaving en psychiatrische zorg kan mogelijk het aantal moorden en suïcides bij deze kwetsbare groep reduceren.

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0