Marcel Slockers

34 Hoofdstuk 2 Tabel 3. Rate ratio (RRs) van de sterfte onder daklozen, Rotterdam, 2001-2010 Rate Ratios (95% CI) Binnen de daklozen populatie <30 1 30-39 1,04 (0,56 – 1,94) 40-49 1,63 (0,91 – 2,94) 50-59 2,70 (1,49 – 4,90) 60-69 4,28 (2,26 – 8,12) 70+ 11,67 (6,07 – 24,45) Vrouwelijk geslacht (gecorrigeerd voor leeftijd) 1,12 (0,77;1,61) Type opvang Alleen dagopvang 1 Verpleegbedden 1,73 (1,04; 2,88) Anderen (dag en nacht, alleen nacht, buitenslapers) 0,93 0,72; 1,22) Daklozen vergeleken met Rotterdamse populatie Totaal (gecorrigeerd voor leeftijd en sekse) 3,49 (3,09-3,94) Geslacht gecorrigeerd voor leeftijd Mannen (gecorrigeerd voor leeftijd) 3,31 (2,91-3,77) Vrouwen (gecorrigeerd voor leeftijd) 5,56 (3,95-7,82) Leeftijd in jaren (gecorrigeerd voor leeftijd) 20-44 7,67 (6,87-8,56) 45-59 3,70 (3,41-4,01) 60+ 1,63 (1,41-1,88) Volwassen daklozen in Rotterdam hadden een 3,5 keer hogere sterfte vergeleken met de Rotterdamse bevolking (zie tabel 3). Het verschil in sterfte was groter voor vrouwen dan voor mannen, en de oversterfte was het hoogst voor daklozen op jongere leeftijd. De resterende levensverwachting was bij dakloze mannen en vrouwen veel lager dan in de algemene Rotterdamse bevolking (tabel 4). Op 20-jarige leeftijd was de levensverwachting bij daklozen mannen 14,3 jaar korter (95%-BI: 11,0-17,6) en bij dakloze vrouwen 15,8 jaar korter (95%-BI: 10,2-21,4). Op de leeftijd van 30 jaar was dat verschil respectievelijk 11,0 (95%-BI: 9,1-12,9) en 15,9 jaar (95%-BI: 10,3-21,5).

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0